Door de werking van de kneuzer tijdens de oogst te controleren, voorkom je dat je tijdens het voeren van de mais wordt verrast wordt door hele korrels in de mest. Alleen bij controle tijdens het oogsten is het mogelijk instellingen aan te passen, erna is het te laat. Er zijn twee methoden bruikbaar voor deze controle.
Snel en droog controleren
Het snelst is een liter gehakselde mais uit de silo nemen en deze op een helder en plat vlak verspreiden. Er mogen alleen gebroken korrels aangetroffen worden, de korrels moeten in vieren zijn gedeeld. Een niet volledig gebroken korrel, moet als hele korrel worden beschouwd. Per liter mag je hoogstens twee hele korrels aantreffen, maar het best natuurlijk geen. Deze controle is tijdens de oogst makkelijk meerdere keren uit te voeren.
Uitwassen met water
De tweede methode is iets omslachtiger. Vul een emmer van 20 liter voor de helft met water en gooi er drie handen vers gehakselde mais bij.
Meng de inhoud even, zodat de korrels zich scheiden van de plantdelen.
Laat de inhoud van de emmer bezinken, de plantdelen blijven drijven, de korrels zinken. Haal daarna de plantdelen van het wateroppervlak.
Giet het water voorzichtig af, de korrels blijven op de bodem liggen.
Verspreid de korrels op een helder, plat oppervlak (zie foto’s onder). Als de korrelkneuzer zijn werk goed heeft gedaan, zijn er geen of nauwelijks onaangebroken korrels. Ook hier geldt de bovenwaarde van maximaal twee hele korrels per liter gehakselde mais. Veel onbeschadigde korrels wijzen op een foute instelling van de kneuzer. Ook als veel wel, maar nauwelijks beschadigd zijn, is dat niet afdoende. Ook dan moet de kneuzer worden afgesteld.