Management

Nieuw-Zeeland: volledig weiden of toch een stal?

Als land is Nieuw-Zeeland niet groot, maar op de globale zuivelmarkt is het zeer succesvol. De oneindige graslandpercelen en het gunstige klimaat hebben in de laatste decennia een ‘zuivel boom’ in de hand gewerkt. De Nieuw-Zeelanders produceren melk tegen de laagst mogelijke kosten waarbij de koeien jaarrond buiten zijn en seizoensmatig afkalven. Tussen juni 2018 en mei 2019 konden de Nieuw-Zeelanders zo 22 miljoen ton melk produceren (NL 2018: 14,1 miljoen ton). 95 procent van deze melk wordt geëxporteerd (NL: ongeveer tweederde deel van de melk is bestemd voor export). Vooral de export naar China werkte de ‘zuivel boom’ in de hand. Het alom geprezen lage kostensysteem van de Nieuw-Zeelanders lijkt nu zijn grenzen te hebben bereikt.

4.400 kg melk per koe per jaar

Nieuw-Zeelandse koeien kalven af in het voorjaar en staan tijdens de droogstand in de winter ook op de wei of in uitlopen en worden met hooi en kuilgras gevoerd. Ook worden veel voederbieten geteeld en gevoerd in Nieuw-Zeeland alsook veel palmpitextractieschroot. Het gemiddelde bedrijf melkt er 300 koeien met een productie van 4.400 kg melk. In gebouwen hoeft in Nieuw-Zeeland niet veel te worden geïnvesteerd. Het meeste geld zit in de kavelpaden en beregeningsinstallaties.

Als gevolg van het gestegen aantal koeien is ook de hoeveelheid stikstof in de bodem toegenomen. Onderzoek van het nationale onderzoeksinstituut Lancare Research maakt duidelijk dat sinds 1990 de hoeveelheid nitraat die de bodem ingaat met 10.000 ton is gestegen. 65 procent van de nitraat uit de veehouderij komt uit de melkveehouderij. Vooral in de melkvee-dichte gebieden Canterbury, Waikato, Bay of Plenty en Taranaki zijn de stikstofgehalten in het grondwater flink gestegen.

Melkvee-dichte gebieden in Nieuw-Zeeland in 1994 en in 2017.
Nitraat in de bodem in Nieuw-Zeeland in 2017.

Tweederde waterbronnen voldeed niet

De uitspoeling van mest en meststoffen in het oppervlaktewater heeft geleid tot een extreem verslechterde waterkwaliteit. Tussen 2010 en 2014 voldeed tweederde van de grondwaterbronnen niet meer aan de kwaliteitsnormen vanwege teveel E. colibacteriën. In 2017 werden in een dorp 5.000 van de 14.000 inwoners ziek (gastroenteritis). De oorzaak was verontreinigd drinkwater dat was besmet met bacteriële pathogenen die afkomstig bleken van schapen die in de omgeving werden gehouden. Veel mensen stierven. Veel wateren, meren en stukken van de zee zijn als niet meer toegankelijk aangeduid. De Nieuw-Zeelandse regering kondigde vervolgens in 2017 de National Policy Statement of Fresh Water aan om de waterkwaliteit in 2040 weer op peil te hebben.

Wat doen de melkveehouders?

Recent zijn de Nieuw-Zeelandse autoriteiten door het regeringsplan verplicht maatregelen te treffen ter verbetering van de waterkwaliteit. Vooral de hoeveelheid meststoffen die de landbouw gebruikt moet daardoor flink worden verminderd. Veel melkveehouders hebben de laatste jaren al maatregelen genomen. Ze hebben stromende wateren afgerasterd en de oevers beplant om te voorkomen dat de koeien er rechtstreeks in mesten of mest vanaf het perceel uitspoelt.

Door het beplanten van oevers willen melkveehouders uitspoeling van mineralen voorkomen. (Foto: Brown)

Een andere optie voor Nieuw-Zeelandse melkveehouders is koeien minder of helemaal niet weiden en vooral in de natte wintermaanden mest gelijkmatig over de percelen verdelen. De koeien worden dan gehouden in zogenoemde ‘herd homes’, dat zijn eenvoudige stallen of slechts afdaken boven verharde vloeren. In de laatste jaren hebben enkele melkveehouders  in stallen geïnvesteerd waarin ze koeien in de winter of zelfs jaarrond huisvesten.

Meer melk = meer stikstof

De kosten die deze extra investeringen met zich meebrengen compenseren de melkveehouders vaak met een hogere melkproductie door een intensievere voeding. Dat leidt overigens weer tot een hogere stikstofuitscheiding met zich mee.

Ongeveer 60 melkveehouders in Nieuw-Zeeland hebben al in een stal geïnvesteerd die is te vergelijken met stallen in Europa. Dat weet Keith Woodford, honorair hoogleraar agrifood aan de Lincoln-universiteit. “Enkele honderden melkveehouders hebben overdekte betonvloeren, zogenoemde ‘herd homes’. Met zo’n onderkomen is alleen kortstondige huisvesting buiten de wei mogelijk bij bijvoorbeeld noodweer. Het biedt lang niet het comfort van een ligboxenstal. Woodford’s interesse gaat meer uit naar compoststallen. “Een nieuw concept voor Nieuw-Zeeland dat heel veel potentieel heeft”, denkt de hoogleraar.

Wanneer is een stal de beste oplossing?

Een studie van Phil Journeaux en Matthew Newman (2015) kwam tot de conclusie dat de integratie van een stal in het huidige productiesysteem de stikstofverliezen significant doet dalen, mits de productie niet geïntensiveerd wordt. De kosten die ermee gepaard gaan zijn aanzienlijk door de stal die gebouwd moet worden. In het onderzoek werden data van 14 bedrijven meegenomen uit verschillende regio’s. Ook hadden de bedrijven uiteenlopende stallen waaronder ligboxenstallen, compoststallen en overdekte betonvloeren. De bedrijfsdata werden voor en na de bouw van de stal onderzocht met het oog op de kapitaalkosten, veranderingen in de lopende uitgaven, de melkproductie, de stikstofuitstoot en CO2-emissies van de bedrijven. De analisten trokken de volgende conclusies:

  • De investering in een stal kan in Nieuw-Zeeland winstgevend zijn als het management wordt aangepast aan de huisvestingsmethode en intensiever melk geproduceerd wordt (meer koeien, meer voer). De extra winstgevendheid is wel sterk afhankelijk van de melkprijs, voerkosten en kapitaalkosten.
  • Des te meer de productie intensiever en winstgevender wordt, des te minder positieve effecten dit op het milieu heeft. Met een stal lijkt wel het management van de koeien op de meeste bedrijven te verbeteren.
  • De keuze voor een stal in Nieuw-Zeeland neigt zodoende naar een afweging tussen winst en duurzaamheid.

Phil Journeaux, landbouweconoom bij de Nieuw-Zeelandse adviesorganisatie AgFirst, ziet de stallen vooral als kans om het grasland in de wintermaanden te sparen. “Bij de huidige productieomstandigheden is koeien het hele jaar op stal houden economisch niet interessant”, weet hij. Voor de verbetering van de waterkwaliteit door minder nitraat in de bodem, ziet hij stallen wel als een goed middel. “Maar stallen zijn wel een zeer dure oplossing voor ons waterprobleem”, vervolgt Journeaux.

Tekst: Sophie Oehler

Over de auteur: Wilbert Beerling
Wilbert Beerling groeide op een melkveebedrijf op. Sinds 2011 werkt Wilbert bij AgriMedia waar hij nu zorg draagt voor de samenstelling van de vakbladen Elite...
Meer over:
Management
Deel dit bericht: Facebook Twitter LinkedIn

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?