Pinken zouden de meest vruchtbare dieren van de veestapel moeten zijn. Toch zijn er altijd pinken die geen of een onregelmatige tocht laten zien of die na inseminatie niet drachtig worden. Waar gaat het mis?
Een ontevreden blik in de jongeveestal; pinken die de leeftijd en grootte hebben om te worden geïnsemineerd. In de blik schuilt een ‘waarom’. De oorzaken lopen uiteen van niet goed waarnemen van tocht tot fouten bij het insemineren tot mankementen in de voeding en huisvesting alsook genetische factoren.Feiten in plaats van gevoel: een analyse van de bedrijfseigen kengetallen is de eerste en juiste stap als je gevoel zegt dat het beter kan.
- Tochtherkenningspercentage: Het doel moet zijn: tocht herkennen bij 80 procent van de inseminatiegeschikte pinken (vanaf leeftijd eerste inseminatie) binnen een cyclus (21 dagen).
- Conception rate: Bij de eerste inseminatie moet met gesekst sperma een conception rate van minstens 40 procent worden behaald. Met conventioneel sperma een conception rate van minstens 45 procent.
Een beslisboom helpt bij het onderzoek naar de oorzaken (zie figuur 1).
Figuur 1. Waar ligt de oorzaak van de vruchtbaarheidsproblemen?

Beter herkennen
De tochtwaarneming bij pinken is vaak een zwak punt. Een vast systeem zorgt voor routine, bijvoorbeeld dagelijks op vaste tijden inplannen.
Praktijkervaringen laten zien dat bij pinken de investering in eenvoudige tochtherkenningssensoren loont.
Voor minder onrust onder de pinken zouden ze op z’n laatst een maand voor de leeftijd van eerste inseminatie in een aparte diergroep ondergebracht moeten worden en voorzien worden van sensoren als die worden ingezet. Deze werkwijze heeft meerdere voordelen: je ziet vroegtijdig of de pinken al tocht laten zien, en rangordegevechten en spanningen ervaren de dieren niet op het moment dat ze voor het eerst geïnsemineerd worden.
Inseminatievaardigheden en werkwijze controleren
Als tocht goed genoeg wordt waargenomen, maar de dieren na inseminatie toch niet drachtig worden, kan de oorzaak bij de inseminatietechniek liggen. Ook als je denkt alles goed te doen: controleer de werkvolgorde regelmatig. In de sleur van de dag sluipen er fouten in. Ontdooitijd, hygiëne, inseminatietijdstip en behoedzaam te werk gaan zijn bepalend. Komt er een stier te pas aan het bevruchten van de pinken, dan moet je uitsluiten dat hij de oorzaak is van niet drachtig wordende pinken.
Zicht op conditie houden
De Body Condition Score (BCS) van pinken die gereed zijn voor inseminatie moet bij 2,5 tot 3 liggen. Bij ondergeconditioneerde dieren bestaat een hogere kans op eierstokcysten, de pink is minder makkelijk te bevruchten en het uierweefsel kan vervetten.
- Klauwgezondheid: kreupelheden respectievelijk Mortellaro in de jongveestal of -afdelingen, kunnen het laten zien van tocht negatief beïnvloeden. De klauwgezondheid moet daarom even voor de eerste inseminatie gecontroleerd worden.
- Parasieten, hitte, dode hoeken in de stal en overbezetting leiden tot stress. Cysten of stille tochten kunnen het gevolg ervan zijn.
Aanbeveling per kg | Eenheid |
Ruwe celstof | 100 – 150 g |
Energie | 13 – 14 MJ ME |
Calcium | 7 g |
Fosfor | 5 g |
Vitamine A | 10.000 IE |
Vitamine D | 1.000 IE |
Eventueel betacroteen | 80 – 160 mg |
Selenium | 0,5 mg |
Zink | 30 mg |
Koper | 20 mg |
Mangaan | 20 mg |
Kwaliteit is belangrijk
Pinken zijn vaak de dieren die voerresten van andere diergroepen verwaarden. Maar ook voor de pinken moet de kwaliteit van het aangeboden voer zijn afgestemd. Resten van een rantsoen dat al aan het voerhek van de melkkoeien warm werd, horen niet op de voergang van de pinken. De broeiplekken uit de maiskuil evenmin. Voeren van slecht kuilvoer aan de pinken veroorzaakt direct twee problemen:
- De smakelijkheid is lager. Pinken nemen minder op en worden niet in hun behoeften voorzien.
- Vreten pinken bedorven ruwvoer, dan verstoort dat onder andere de rijping van de follikels. Gifstoffen kunnen tot abortussen leiden of er kunnen vaker cysten ontstaan.
Behoefte gedekt
Door een consequente rantsoensamenstelling kan worden uitgesloten dat pinken minder voedingsstoffen binnenkrijgen dan ze nodig hebben. Aanvullende voeders of supplementen kunnen tekorten in het rantsoen aanvullen (aanbevelingen voor aanvullende voeders in tabel 1). Let op bij likstenen of -schalen: doordat deze dierindividueel worden benut, waarborgen ze niet dat elk dier voldoende opneemt.
Gebiedsafhankelijk bestaat een risico op een tekort aan seleen. Dit tekort leidt tot een lagere conception rate of het ontstaan van cysten.
Als alleen ruwvoer wordt gevoerd, kan een tekort aan ß-Caroteen op de loer liggen. Deze vitamine speelt een beslissende rol bij de vruchtbaarheid en het laten zien van tocht. Het kan in de maanden waarin geïnsemineerd wordt, als preparaat worden aangeboden.
Er is een veelheid aan mogelijke zwakten in de voeding. Bij het vermoeden van het ontstaan van een tekort, kan een bloed- of urinemonster in een steek-proef met minstens 10 procent van de dieren in de groep uitsluitsel geven over tekorten die zijn ontstaan.
Problemen bij individuele dieren
Laten individuele dieren geen tocht zien, ondanks dat de voeding en de ontwikkeling aan de normen voldoen, dan moet de dierenarts rectaal of met ultrasoon onderzoek doen om genetische anomalieën (niet goed ontwikkeld voortplantings-orgaan, gesloten baarmoederhals, geblokkeerde eileider of infantiele voortplantingsorganen) en cysten uit te sluiten. Cysten komen bij pinken minder vaak voor dan bij melkgevende dieren en lossen zichzelf vaak weer op. De aanleg voor het vormen van cysten is echter vererfbaar.
In ’t kort
- Een analyse van de bedrijfseigen kengetallen laat zien waar de oorzaken van vrucht-baarheidsproblemen bij de pinken liggen.
- Automatische tochtherkenning, consequenterantsoenplanning en een goede voerkwaliteit helpen bij het verbeteren van het resultaat.
- Stress, kreupelheid, over- en onderconditie, verdorven voer of een tekort aan nutriënten kunnen leiden tot pinken met stille tocht, abortussen of cysten.
Tekst: Ruth Annette Thiemann in samenwerking met onder andere dierenkliniek Ganal & Ewert Foto’s: Ruth Annette Thiemann en Wilbert Beerling