Jongvee

Verenigde Staten: meer kansen voor niet-vervangingskalveren

Sam Locke van The Ohio State University schoof aan bij presentator Reagan Bluel van de podcast Dairy Science Digest om te praten over overtollige kalveren en hoe de melkveehouderij en de melkvee-vleesketen kunnen samenwerken om de waardeketen van deze kalveren te versterken.

Locke en haar team interviewden zowel kalverhouders (voor blankvlees) als melkvee-vleesproducenten in de Verenigde Staten en bundelden hun bevindingen in de studie “Understanding challenges and strengths in the postdairy farm surplus calf value chain: An interview study”, gepubliceerd in het Journal of Dairy Science.

Het team koos ervoor om juist kalverhouders en melkveehouders die ook inkomsten uit vlees genereren te interviewen, omdat er volgens Locke al veel aandacht is voor melkveehouders. “Niemand in de Verenigde Staten heeft gekeken naar de partijen die betrokken zijn bij de handel in kalveren,” merkte ze op. “En we wilden ons juist op hen richten, omdat we weten dat de communicatie heen en weer vaak tekortschiet.” Locke definieerde kalverhandelaren als mensen die werken op veemarkten of als degenen die kalveren rechtstreeks opkopen en vervoeren.

De deelnemers die bereid waren hun ervaringen te delen, kwamen zowel uit kleine als grote bedrijven. In de VS zijn er slechts vier grote bedrijven die kalfsvlees produceren, deelde Locke, en haar team interviewde de meeste daarvan. De melkvee-vleesdeelnemers waren doorgaans kleinere zelfstandige ondernemers die kalveren opfokken en deze rechtstreeks naar de mester of naar de verwerker sturen.
Het doel van Lockes onderzoek was om hiaten in de waardeketen te vinden en om het belang te peilen van het verbinden van handelaren, producenten en melkveehouders in een gezamenlijke aanpak. Alle melkveehouders willen het juiste doen voor hun bedrijf en hun dieren — “We hebben alleen de rechterhand nodig die met de linkerhand praat,” zei Bluel.

Niet-vervangingskalveren

“Overtollige kalveren zijn de kalveren die je niet in je veestapel wilt houden om je melkgevende veestapel op peil te houden. Dat kunnen stierkalveren zijn, maar we zien dat steeds meer vaarskalveren in deze stroom terechtkomen, dus misschien moeten we deze term in de toekomst heroverwegen,” zei Locke. “We noemen ze ook wel niet-vervangingskalveren.”
Overtollige kalveren moeten niet alleen het bedrijf verlaten, maar als melkveehouder wil je ook dat dit snel gebeurt, omdat het opfokken van extra dieren kostbaar is en druk kan zetten op de bedrijfsvoering. “Er kan veel frustratie zijn op het melkveebedrijf door overtollige dieren en de bijbehorende kosten, en dat kan desastreus zijn,” aldus Locke.
Uit de interviews bleek dat sommige kalverhouders en melkvee-vleesproducenten hun kalveren liever via de veemarkt kopen, terwijl anderen de voorkeur geven aan een directe relatie met een melkveehouder.
“De reden dat deelnemers graag op veilingen kopen, is dat zij daar de kwaliteit van het kalf dat ze aanschaffen beter kunnen controleren. Terwijl ze bij aankoop rechtstreeks van een melkveebedrijf het gevoel hebben dat ze geen controle hebben over welk kalf hun opfokbedrijf binnenkomt,” zei Locke.
Daartegenover gaven kalverhouders en melkvee-vleesproducenten die een directe relatie met melkveehouders verkiezen aan dat zij het prettig vinden om zij aan zij met een boer samen te werken. Volgens hen helpt dat om kwaliteitsproblemen te verminderen of stelt het hen in staat om direct met de melkveehouder te schakelen als er problemen ontstaan.
Hoe dan ook zijn producenten bezorgd over de kwaliteit en gezondheid van de kalveren die zij aankopen. Evenzo maken melkveehouders zich zorgen over de kwaliteit en gezondheid van de kalveren die zij verkopen. Deze gedeelde focus kan een startpunt zijn voor wederzijds voordelige oplossingen.

De transportuitdaging

Een van de belangrijkste problemen die Locke en haar team ontdekten, lag bij het transport. “We moeten ze van het bedrijf krijgen, ze moeten naar een opfokker, maar dat kan vele uren op een vrachtwagen betekenen, of meerdere verkopen via verschillende veemarkten en daarna nog meer uren transport. Dat veroorzaakt uiteindelijk veel gezondheidsproblemen waar de producenten later mee te maken krijgen,” zei Locke.
Tijdens een interview zei een deelnemer: “Hoe minder vaak kalveren worden gehanteerd vanaf de dag dat ze geboren worden tot de dag dat ze worden verwerkt of geslacht, hoe beter het voor de sector zal zijn.”
Alles wat boeren, producenten, opfokkers en handelaren kunnen doen om kalveren succesvol te laten opgroeien, maakt de koper van het kalf tevredener. “En wanneer de koper tevredener is, is hij misschien consistenter in afname, prijs en in het helpen om jou als melkveehouder succesvoller te maken,” voegde Bluel toe.
Sommige deelnemers aan de studie gaven aan dat zij hun kalveren elke week op dezelfde dag naar een lokale veemarkt brengen. Daarnaast zijn er kalverhandelaren die langs melkveebedrijven in hun regio gaan om alle kalveren op te halen, deze naar een verzamelpunt brengen en ze vervolgens doorsturen naar een melkvee-vleesproducent elders.
Verder waren er meldingen van zogeheten ‘calf jockeys’, die kalveren op de ene veemarkt kopen en ze vervolgens op een andere markt weer verkopen. Kortom, er is veel variatie in hoe kalveren hun bestemming bereiken, wat betekent dat een individueel kalf vaak veel transport meemaakt voordat het aankomt. Idealiter zouden betrokken partijen samenwerken en procedures ontwikkelen waarbij kalveren zo min mogelijk worden verplaatst, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan.

Kosten en communicatie

Een manier om de kwetsbaarheid rond kalvertransport aan te pakken, is via beleid en procedures, maar dat brengt het risico met zich mee dat de vrije markt wordt beperkt of dat er extra uitdagingen voor producenten ontstaan, aldus Bluel. Zo voerde Dairy Farmers of Canada in 2020 nieuwe regels in voor kalvertransport, met handhaving vanaf 2022, met strengere voorschriften over wanneer en hoe kalveren vervoerd mogen worden en hoe lang zij onderweg mogen zijn.
Deze nieuwe regels zijn ingevoerd om het comfort van kalveren te verbeteren, maar deelnemers aan Lockes studie gaven aan huiverig te zijn voor vergelijkbare veranderingen in de VS, uit zorgen over hogere kosten en extra arbeid.
“Er was één kalverhandelaar met wie we spraken die sterk gericht was op dataverzameling. Hij liet het totaal eiwitgehalte van de kalveren meten en gaf ze vervolgens een maaltijd en een overnachting, voordat ze op langere transporten naar een opfokker gingen. Er zijn dus zeker kalverhandelaren die bereid zijn dat extra werk te doen en samen te werken met melkveehouders aan goede kalverzorging,” zei Locke.
Melkveehouders en kalvehouders willen het beste voor de dieren — de sleutel ligt in het maken van de juiste verbindingen en het vinden van oplossingen.

Denk op de lange termijn

“Als de huidige markt aanhoudt, kan dat zelfs voor een melkveebedrijf met 100 koeien duizenden euro’s aan opbrengst schelen,” zei Bluel. “Alles wat je op je bedrijf in deze tak investeert, heeft direct invloed op je resultaat op de lange termijn.”
Locke was het daarmee eens en voegde eraan toe dat het de moeite waard is om relaties op te bouwen met kalverkopers of -handelaren, in plaats van een kalf direct naar de veiling te sturen. Vleeskalveropfokkers kunnen directer betrokken raken en meer investeren in de kwaliteit van de overtollige kalveren die je nu en in de toekomst hebt. Uiteindelijk is dit een kans om opfokkers te laten zien hoe constant en betrouwbaar melkveekalveren zijn en om een positie te veroveren in de rundvleessector, waar we, zoals Bluel zei, “al decennialang thuishoren.

Bron: Hoard’s Dairymen, Kathryn E. Childs

Over de auteur: Wilbert Beerling
Wilbert Beerling groeide op een melkveebedrijf op. Sinds 2011 werkt Wilbert bij AgriMedia waar hij nu zorg draagt voor de samenstelling van de vakbladen Elite...
Meer over:
Jongvee
Deel dit bericht: WhatsApp Facebook

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?