Jongvee

GPS-hooi of luzernehooi voor niet-gespeende kalveren?

Wat gebeurt er dus als kalveren tijdens de zoogperiode verschillende soorten ruwvoer krijgen? Volgens Zhang et al. (2024) hangt het antwoord af van het type ruwvoer. Rantsoenen met luzernehooi leverden zowel op korte als op lange termijn de meeste voordelen op.

Het voeren van ruwvoer aan niet-gespeende kalveren is al jarenlang onderwerp van discussie, met voor- en tegenstanders. Onderzoek heeft aangetoond dat het verstrekken van ruwvoer naast krachtvoer – in vergelijking met alleen krachtvoer – de opname van krachtvoer en de gemiddelde dagelijkse groei kan verhogen. Tegelijkertijd kan het ook ongewenst gedrag verminderen, zoals tongrollen en zuigen op hokken of wanden.

Zorgen bestaan wanneer het aandeel ruwvoer meer dan 10 tot 15 procent van de totale drogestofopname bedraagt, omdat dit de opname van krachtvoer kan beperken.

Niet alle ruwvoeders zijn gelijk, en het soort ruwvoer is een belangrijke factor om rekening mee te houden. Twee veelgebruikte soorten ruwvoer voor onder andere kalveren in de Verenigde Staten zijn tot hooi gedrooggde GPS van haver en luzernehooi. Toch zijn er maar weinig studies waarin deze twee ruwvoertypen direct met elkaar worden vergeleken in hun effect op de gezondheid en prestaties van kalveren in de zoogperiode.

In een recent artikel, gepubliceerd in het Journal of Dairy Science, onderzochten Zhang et al. (2024) wat gebeurt als kalveren tijdens de zoogperiode verschillende soorten ruwvoer krijgen aangeboden De onderzoekers waren daarnaast benieuwd of eventuele effecten doorwerkten tot in de eerste lactatie.

Om deze vragen te beantwoorden, werden 60 vrouwelijke Holstein-kalveren vanaf een leeftijd van 30 dagen ingedeeld in één van drie voergroepen:

  • Melk + gepelleteerd krachtvoer (alleen)
  • Melk + gepelleteerd krachtvoer + haverhooi (9,3 procent ruw eiwit, 53,3 procent NDF, op drogestofbasis)
  • Melk + gepelleteerd krachtvoer + luzernehooi (16,8 procent ruw eiwit, 36,1 procent NDF, op drogestofbasis)

Haver- en luzernehooi werden verstrekt van dag 30 tot dag 73. Kalveren kregen gepasteuriseerde volle melk volgens een schema. Tot 14 dagen leeftijd kregen de kalveren 8 liter melk per dag, vervolgens tot 30 dagen 10 liter en tot 60 dagen 12 liter waarna weer werd afgebouwd tot 74 dagen. Na het spenen werden alle kalveren op dezelfde manier gehuisvest en verzorgd.

Luzerne of haver?

De onderzoekers ontdekten dat kalveren die luzernehooi kregen, meer ruwvoer opnamen dan kalveren die hooi van haver-GPS kregen. Toch werd de hoogste totale drogestofopname gemeten bij de kalveren die haverhooi kregen. De groei was vergelijkbaar tussen de verschillende voerbehandelingen. De onderzoekers merkten op dat de kleine verschillen in nutriëntensamenstelling tussen de rantsoenen mogelijk te gering waren om effect te hebben op de groei, zeker gezien het lage aandeel ruwvoer van 10 tot 15 procent ten opzichte van de gemiddelde krachtvoeropname.

Hogere pens-pH met ruwvoer

Aanvullen met luzernehooi verbeterde de mestconsistentie bij kalveren vergeleken met kalveren die alleen krachtvoer kregen. Daarnaast analyseerden de onderzoekers ook pensvloeistofmonsters om inzicht te krijgen in hoe de verschillende rantsoenen de pensfermentatie beïnvloedden. Beide ruwvoergroepen hadden lagere gehalten aan totale vluchtige vetzuren (VFA’s), wat de groei van penspapillen ondersteunt. Belangrijker nog: het voeren van ruwvoer verhoogde de pH in de pens, wat het risico op pensverzuring – veroorzaakt door het hoge zetmeelgehalte in krachtvoer – kan verlagen.

Effecten in eerste lactatie

Opvallend was dat de melkproductie per dag tijdens de eerste lactatie hoger lag bij kalveren die luzernehooi kregen. Deze groep was bovendien gemiddeld jonger bij de eerste inseminatie dan de kalveren die haverhooi of helemaal geen ruwvoer kregen.

Het besluit om al of niet ruwvoer op te nemen in het rantsoen van niet-gespeende kalveren is complex en afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden. Deze studie laat zien dat het type ruwvoer ertoe doet, maar ook factoren zoals de hoeveelheid en kwaliteit van het ruwvoer, de fysieke vorm van het krachtvoer en het melkschema moeten worden meegenomen.

Bron: psu.edu

Over de auteur: Wilbert Beerling
Wilbert Beerling groeide op een melkveebedrijf op. Sinds 2011 werkt Wilbert bij AgriMedia waar hij nu zorg draagt voor de samenstelling van de vakbladen Elite...
Meer over:
Jongvee
Deel dit bericht: WhatsApp Facebook

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?