Magazine | Premium | Veevoer

Krachtvoer besparen in robot

Een PMR-rantsoen bevat ook een dierspecifieke krachtvoerhoeveelheid, bijvoorbeeld bij de robot. Hieronder tips over waar en hoe kosten bespaard kunnen worden.

In rantsoenen waarbij het krachtvoer niet voor het voerhek ligt, wordt vaak veel waarde gehecht aan de krachtvoercomputer. Zowel die in stal als die in de melkrobot of melkstal. In feite verschillen de voedingsbehoeften nauwelijks tussen gedeeltelijke (PMR) en volledige TMR. Als de rantsoen- en krachtvoertoedeling uit kostenoverweging worden aangepast, is het risico op negatieve effecten dus gelijk – ongeacht of er een volledig of gedeeltelijk TMR wordt gevoerd. Toch zijn er enkele basisvoorwaarden waarmee rekening moet worden gehouden om kosten te besparen in de krachtvoerboxen. Anders kunnen de melkproductie, klauwgezondheid en algehele diergezondheid hieronder lijden.

Maximaal krachtvoer in TMR

Het belangrijkste principe voor PMR: voer zoveel mogelijk krachtvoer voor het voerhek en houd dit rantsoen gelijk gedurende de gehele lactatie. Dit advies heeft een positief effect op de penswerking, omdat de pH-schommelingen zo beperkt blijven. Ook is het kostenbesparend, aangezien een volledige TMR de beste voederconversie belooft en daarnaast op deze manier een goede persistentie behaald kan worden.

  • Een energiegehalte van 6,9 MJ NEL (1.000 VEM) en een eiwitgehalte van 15 tot 15,5 procent gelden als uitgangspunten. Onderscheidend is of de componenten bij elkaar passen.
  • Als gemiddeld 11 kg krachtvoer per koe per dag wordt gevoerd, behoort ongeveer 9 à 9,5 kg in het PMR voor het voerhek. Afhankelijk van het ruwvoer kunnen de gewenste energie- en eiwitgehaltes ook met 8 kg krachtvoer worden behaald.
  • Als de vaarzen in een aparte diergroep staan, moet het eiwitgehalte worden aangepast en worden gerekend met 8,5 kg krachtvoer (10 procent lagere voeropname dan koeien).
  • Voor het krachtvoer in de krachtvoerboxen blijft nu nog 1,5 tot 2,5 kg krachtvoer per koe per dag over (ongeveer 0,5 kg krachtvoer per bezoek).
  • Overspoel verse koeien niet met te veel krachtvoer. Geef koeien aan het begin van de lactatie niet meer dan 1,5 kg per dag, aangezien de dieren ook minder TMR opnemen (ongeveer 83 procent van het ingecalculeerde TMR). Melk deze koeien daarnaast vaker. Geef de maximale hoeveelheid krachtvoer in de robot pas op de dertigste dag van de lactatie.

Belangrijke criteria voor het krachtvoer dat naast het basisrantsoen wordt gevoerd: kies componenten die geen scherpe daling van de pH-waarde in de pens veroorzaken (suikerarm, zetmeelarm, maximaal 35 procent snel beschikbare koolhydraten, maximaal 10 procent graan, ongeveer 160 gram ruw eiwit). Denk hierbij aan mais en gedroogde pulp; gezonde, schone en smakelijke componenten. Melasse is eigenlijk contraproductief, maar bij brok onvermijdelijk.

Veel krachtvoer, goede klauwgezondheid?

Verbetert het loopgedrag van koeien door krachtvoer in de robot? De invloed van krachtvoer op het loopgedrag wordt vaak overschat. Zonder twijfel is krachtvoer een belangrijk lokmiddel, maar of het dier 300 of 500 gram per bezoek krijgt zal ze bijna niet merken. Veel belangrijker voor goed loopgedrag (2,8 melkingen per koe per dag) is de klauwgezondheid, het algehele welzijn en de melkgift. Bij een teruglopende melkproductie is het altijd belangrijk naar de koe en haar historie te kijken. Vaak zijn subklinische problemen zoals pensverzuring de oorzaak.

Een positief voorbeeld: deze koe brengt per dag 47 kg melk naar de robot met 4,3 procent vet en 3,6 procent eiwit en heeft een optimale conditie. Foto: Thomas Mitzscherlich

Zo kan je besparen op krachtvoer

Wat zijn de overige mogelijkheden om te besparen op krachtvoer of voerkosten in het algemeen, zonder dat de melkgift, diergezondheid, voerefficiëntie en het loopgedrag eronder lijden?

Kies ervoor om te sleutelen aan het krachtvoer in de robot in plaats van het krachtvoer in de TMR en pas de hoeveelheid in plaats van de componenten aan. De samenstelling van het TMR moet namelijk zo min mogelijk worden veranderd en in de robot is weinig speelruimte in de vastgestelde voedermiddelen.
Pas de krachtvoerhoeveelheid aan op het einde van de lactatie. Om negatieve gevolgen tegen te gaan, moet de krachtvoergift op de 200ste tot 250ste lactatiedag individueel per dier aan de hand van melkgift en lichaamsconditie gereduceerd wordennaar 1 kilogram tot 700 gram per dag (300 gram per bezoek). Uit kostenoverweging is het mogelijk om luxeproducten zoals voedervet sterk te reduceren.

Voer niet standaard toevoegingen zoals propyleenglycol of glycerine, tenzij er frequente (metabole) problemen zijn en de verse koeien intensief worden gecontroleerd.

Voordat een (goedlopend) voersysteem wordt gewijzigd, moet altijd worden gekeken naar de werkelijke verhouding van inkomsten en uitgaven (Income over Feed Cost, IOFC) – zowel voor de individuele koe als voor het gehele koppel.

Twee belangrijke aandachtspunten zijn:

  • De voerkosten beslaan maximaal 40 tot 45 procent van de melkopbrengsten.
  • De kosten voor aangekocht voer overschrijden de 8,5 cent per kg verkochte melk niet.

Als uiteindelijk wordt besloten om goedkoper voer in te kopen, is het zaak om het gehele rantsoen aan te passen en de voeradviseur hierbij te betrekken. Daarnaast is een regelmatige controle essentieel (voeropname, melkgift, BCS en herkauwen, ontlasting et cetera).

Alternatief: koppel verkleinen

Naast de dierindividuele krachtvoergift moet de invloed van de indeling van het koppel niet worden onderschat. Met koppelstructuur wordt bedoeld: het aandeel jongvee (zo min mogelijk), de tijd dat slachtkoeien blijven (verkoop deze eerder) en de gemiddelde lactatieduur (tussen de 160 en 180 dagen).

Uit de koppelstructuur blijkt het aandeel ‘melk per melkplaats’. Deze moet voornamelijk bij robotmelken zo hoog mogelijk zijn.

Uit het oogpunt van krachtvoerkosten kan het zinvol zijn het koppel wat uit te dunnen. Met 5 tot 10 procent minder koeien is het aantal liters melk in de tank vaak niet veel minder.

Samengevat: Liever een koe minder dan voor alle koeien minder krachtvoer zodat de melkgift, de diergezondheid en het loopgedrag veiliggesteld worden. En: liever 5 procent vette koeien dan 80 procent magere koeien.

Tekst: Katrin Hilbk-Kortenbruck in samenwerking met Thomas Mitzscherlich

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Elite Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Meer over:
Veevoer
Deel dit bericht: Facebook Twitter LinkedIn

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?