Melken | Premium

Fouten in het melkproces opsporen

Tijdens het melken wordt de basis gelegd voor een goede uiergezondheid. Daarom is het belangrijk de melkroutine regelmatig te controleren. In dit artikel lees je hoe je zo’n controle uitvoert.

De uiergezondheid wordt voor een aandeel van circa 30 procent door de melkroutine beïnvloedt. Anders gesteld: een optimale routine tijdens het melken kan de uiergezondheid verbeteren?

Is de uier afdoende gestimuleerd?

De melk in de uier bestaat uit cisterne- en alveolaire melk.  De cisternemelk verzamelt zich in holle ruimtes en is continu beschikbaar. De alveolaire melk daarentegen, zit vast in het weefsel van de melkklieren. Deze melk komt pas vrij als de alveolen samentrekken door de werking van het hormoon oxytocine.

Aansluitduur: van de eerste aanraking van de uiers tot aan het aansluiten van het melkstel, moet minstens 60 seconden voorbij gaan bij tweemaal daags melken en 90 seconden bij driemaal. Na 120 seconden neemt de oxytocine-afgifte alweer af en daarmee het vrijkomen van de melk uit de alveolen. Een te korte of te lange aansluittijd leidt dus tot blind melken. Dat belast de spenen en resulteert ook in een langere melktijd. Het is goed de tijd tussen eerste stimulatie en aansluiten eens met een stopwatch te controleren. Er bestaat moderne melktechniek met een stimulatiefunctie. Die moet bij de aansluittijd worden opgeteld.

Goed voorbehandeld en aangesloten? Een parameter waarmee dit gecontroleerd kan worden is de melkstroom in de eerste twee minuten van de melking. 50 procent van de totale hoeveelheid melk zou in deze tijd gewonnen moeten worden. Maar, ook de hoeveelheid cisternemelk verschilt van koe tot koe. Daarom is het nuttig de melkstroomcurve in beeld te brengen met een Lactocorder of te volgen via de doorzichtige delen van melkslangen. In de afgelezen melkstroomcurve mogen geen hevige dalingen zichtbaar zijn (ontbreken van nastromende alveolaire melk).

Papiertest: goed gereinigd?

Het doel van het reinigen van de spenen voor het melken is uiteraard schone, droge spenen. Belangrijk is de reinheid van de spenen voor het aansluiten van de melkstellen te controleren. Daarvoor is de ‘papiertest’ geschikt:

  • Neem een desinfectiedoek en dep van onder de speenkop af na het voorreinigen. Zijn geen sporen op het papier te herkennen, dan was de speen schoon.
  • Maximaal 5 van 20 spenen zouden sporten op het papier mogen achterlaten. Zijn het er meer dan, moet de voorreiniging worden verbeterd.
  • Om vast te kunnen stellen of de spenen na het voorreinigen niet te nat zijn, kun je ze na de voorbehandeling afdeppen met een reguliere theedoek.
  • Afhankelijk van de uiergezondheidsstatus kan het gebruik van reinigingsschuim (pré-dipmiddel) nuttig zijn. Het middel moet minstens 30 seconden inwerken om de antibacteriële werking volledig tot z’n recht te laten komen.
Papiertest: neem een desinfectiedoekje en dep de speen na het voorreinigen vanaf onderen af.
5 van 20 spenen mogen sporen van vuil op de desinfectiedoek achterlaten. Zijn het er meer, dan moet er beter gereinigd worden.

Na de melking controleren

Mate van uitmelking: bij melkstallen met automatische afname zorgt de automatiek voor afname van het melkstel op het juiste moment. Als je bedenkingen hebt bij het juist functioneren van de automatiek, laat dan of de afnamedrempel testen met een onderzoek of probeer of je bij uiergezonde koeien na de melkstalafname nog drie of vier volle melkstralen kunt melken. Bij twee of minder en vijf of meer stralen, is een controle van de techniek nodig. Bovendien duiden amper ingevallen of nog relatief ‘volle’ kwartieren aan dat onvolledig is gemolken.

Dipmiddel: het best is dipmiddel direct na de melking aan te brengen. Dan is de werking het meest effectief. Het onderste tweederde deel van de speen moet worden geraakt met dipmiddel.

Speenconditie

Een indicator aan de hand waarvan de melktechniek beoordeeld kan worden, is hoe de spenen eruit zien (speenconditie) direct na de melkstelafname. Verkleuringen (rood tot violet), aan de buitenkant zichtbare vernauwingen (witte ringen) bij het slotgat en de speenbasis, bloedingen (puntvormig of groter), oedemen (zwelling doordat bloed, lymfe en weefselvocht zich ophopen) en hyperkeratosen aan de speenpunten wijzen op niet goed afgestelde melktechniek, te snel aansluiten van de melkstellen of een verkeerde doorsnede van de tepelvoeringen.

Als speenveranderingen voortdurend beginnen op te vallen, dan moeten melktechniek (melkvacuüm, afstelling melk- en rustfase) en het aansluiten of het voorbehandelen (te natte spenen, het melkstel valt af).

Een indicator die conclusies laat trekken over de melktechniek, is de conditie van de spenen.

Birte Ostermann-Palz in samenwerking met Johanna Mandl, Landbouwkamer Neder-Oostenrijk (A)

Foto’s: Wiebke Simon en Birte Ostermann-Palz

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Over de auteur: Wilbert Beerling
Wilbert Beerling groeide op een melkveebedrijf op. Sinds 2011 werkt Wilbert bij AgriMedia waar hij nu zorg draagt voor de samenstelling van de vakbladen Elite...
Meer over:
Melken
Deel dit bericht: Facebook Twitter LinkedIn

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?