In maart 2024 werd het vogelgriepvirus H5N1 voor het eerst vastgesteld bij lacterende melkkoeien in de Amerikaanse staat Texas nadat het in 2022 zijn intrede deed in de Verenigde Staten en aanvankelijk vooral vogels slachtoffer maakte. Een nieuwe studie gaat in op de economische impact op boerderijniveau.
Het doel van de studie was om de gevolgen van een HPAI H5N1-uitbraak op diergezondheid, melkproductie en vooral de economische impact voor de melkveehouder in kaart te brengen. Daarvoor is een melkveebedrijf in de staat Ohio als casus gebruikt. Het ontving 42 ogenschijnlijk gezonde runderen uit Texas. 17 ervan bleken echter besmet.
Het bedrijf telde 3.876 volwassen koeien, waarvan 3.433 lacterend. Zo was de stand bij de eerste symptomen in maart 2024. De dieren zijn gehuisvest in een ligboxenstal met meerdere afdelingen en worden driemaal daags gemolken. Uiteindelijk ontwikkelde 20 procent van de koeien (n = 777) duidelijke ziekteverschijnselen. De uitbraak duurde ongeveer drie weken.
Voor de studie werden gedurende een periode van drie maanden (8 maart tot 7 juni 2024) productie- en gezondheidsdata verzameld via het management- en sensorsysteem van het bedrijf.
Op basis van klinische observaties en plotselinge dalingen in melkproductie en activiteit, werden zieke koeien opgespoord. De diagnose werd bevestigd met PCR-tests op melkmonsters en neusswabs. Bij een kwart van de koeien (n = 637) werd tevens bloed afgenomen voor serologisch onderzoek naar antistoffen tegen H5N1.
De economische schade
Het verlies aan melkproductie per klinisch geval over gemiddeld 67 dagen, het risico op sterfte en vervroegde afvoer en de marktconforme prijzen voor melk, slachtkoeien en vaarzen werden meegenomen om de economische schade te berekenen.
Het gemiddelde melkproductieverlies per klinisch zieke koe komt op 945 kg. Niet alle zieke koeien herstelden in de onderzoeksperiode. Vrijwel zeker is de schade dus groter dan berekend. Kosten voor extra arbeid en veterinaire zorg, onomkeerbare productieverlaging bij dieren die niet werden afgevoerd en verminderde vruchtbaarheid en verlaagde genetische vooruitgang zijn tevens niet meegenomen. Melkproductiedalingen tot 73 procent werden waargenomen. 6,8 procent van de klinisch zieke dieren stierf. 31,6 procent verliet vroegtijdig het bedrijf. De totale schade per klinisch geval kwam zo op 950 dollar door melkproductieverlies, sterfte en vervroegde afvoer en vervangingskosten.
776 lacterende koeien werden klinisch ziek. Zo kwam de totale schade voor dit bedrijf uit op 737.500 dollar.
De studie toont ook aan dat daling in melkproductie en herkauwtijd al dagen vóór de diagnose optreedt, wat kansen biedt voor vroegtijdige detectie via automatische diermonitoring.
Risico’s verschillen per dier
Meerkalfs koeien en dieren in een verder gevorderd lactatiestadium liepen een duidelijk hoger risico op ziekte. De transmissie lijkt deels plaats te vinden via de melkinstallatie, al tonen seropositieve droge koeien aan dat ook andere besmettingsroutes, zoals via de luchtwegen, mogelijk zijn.
Antistoffen bij 89 procent
89 procent van de geteste dieren bouwde antistoffen op tegen H5N1, terwijl slechts 20 procent klinisch ziek werd. Subklinisch zieke dieren bleven normaal produceren, maar zouden mogelijk kunnen bijdragen aan de verspreiding van het virus.
Bron: Peña-Mosca et al., 2025