Melkveehouder Ronald Wolters werkt nauw samen met zijn akkerbouwbuurman en doet precies wat landbouwminister Carola Schouten in haar kringloopvisie propageert. Maar hij én de bodem profiteren onvoldoende van de voordelen die dat kan opleveren.
Een lap grond van 250 hectare voor 222 melkkoeien en bijbehorend jongvee en toch 8,3 procent gekort worden op de fosfaatreferentie omdat je voor de Meststoffenwet niet grondgebonden bent. Melkveehouder Ronald Wolters vond het enkele bezwaarschriften waard om aan te tonen dat hij in deze vergaande samenwerking wel degelijk grondgebonden is en alle mest ruimschoots kan plaatsen bij zijn akkerbouwbuurman. Maar hij kreeg nul op rekest en moest zijn veestapel inkrimpen van 265 melkkoeien in 2016 naar 222 koeien nu. Want in de gecombineerde opgave heeft hij nu eenmaal veel minder grond op naam dan hij gebruikt. En dat betekent dat hij voor de Meststoffenwet niet grondgebonden is.
169 hectare grond in het bouwplan is van zijn buren Kees en zijn zoon Marinus Hospers. Wolters die met zijn ouders Wim (59) en Ria (57) in maatschap boert, werkt al vijftien jaar samen met de maatschap Hospers. Vier jaar geleden besloten ze hun grond in één pot te gooien en een grondcoalitie te vormen met een 1 op 12-bouwplan. Na een jaar aardappelen volgen op een perceel bieten, uien en opnieuw aardappelen. Dan staat er twee jaar gras. En daarna volgen achtereenvolgens aardappelen, bieten, uien, weer aardappelen, mais en wortelen. Jaarlijks rouleert de 250 hectare grond door dit bouwplan. “We gaan elk jaar om tafel om het bouw- en bemestingsplan te bespreken.”
In de grondcoalitie krijgt Wolters voor elke hectare pootaardappelland twee hectare grasland op naam terug. Gebruikt de akkerbouwer 22 hectare grond van Wolters voor pootaardappelen, dan krijgt de melkveehouder 44 hectare grond terug van Hospers voor de teelt van gras. De melkveehouder krijgt door de samenwerking dus meer grond op naam, wat gunstig kan werken voor zaken als grondgebondenheid en mestafzet. Wolters laat in het voorjaar alle 250 hectare met de sleepslang bemesten, met 30 kuub mest per hectare. Dat betekent dat hij de mest niet hoeft transporteren of een intermediair moet inschakelen. “We betalen alleen uitrijd- en bemonsteringskosten, dat scheelt.”
Het gras is in het bouwplan steevast een tweejarige teelt, altijd tussen twee teelten pootaardappelen in. Dit komt de organische stof en structuur in de bodem ten goede. Voor de akkerbouwer is het ook gunstig om opslag kwijt te raken en onkruiden te bestrijden. Voor de melkveehouder biedt dat het voordeel dat er na de aardappelteelt altijd de mogelijkheid is om in de herfst het gras te zaaien. Derogatie is voor de maatschap Wolters in akkerbouwgebied geen optie. “De voordelen en financiële opbrengsten van samenwerken met akkerbouw overtreffen de nadelen van hogere mestafzetkosten ruimschoots.” Wolters mag dus maximaal 170 kilo stikstof uit dierlijke mest op grasland brengen. Dit compenseert hij met extra kunstmestgiften.
Veel voordelen
De vaste samenwerking biedt beide bedrijven meer stabiliteit. Het verzekert de ondernemingen langjarig van voldoende en verse grond. Het biedt de akkerbouwer op de peperdure grond in Flevoland mogelijkheden om niet-renderende teelten als tarwe in te wisselen voor gewassen die wel geld in het laadje brengen, zoals pootaardappelen of wortelen. Ook verruimt de samenwerking de teeltrotatiemogelijkheden voor de akkerbouwer, iets wat de bodemgezondheid ten goede komt. Er worden afspraken gemaakt om elkaars grond niet kapot te rijden. En er worden bespuitingen in gras afgesproken om de onkruiddruk voor de teelt erna laag te houden.
Het voordeel van tweejarig grasland voor Wolters is dat hij altijd kan beschikken over fris grasland met een hoge hectareopbrengst. Omdat het bouwplan geen 80 procent grasland bevat, valt de melkveemaatschap onder de Europese vergroeningseisen. Dit lost de maatschap op door bij een andere akkerbouwer luzerne te telen. Dat bevalt goed, ook wat voerkwaliteit betreft. “De koeien vinden het erg lekker. Luzerne is van nature erg rijk aan eiwit en daarmee meteen ook een geschikt gewas om te voldoen aan de toekomstige grondgebondenheidseis van 65 procent eiwit van eigen land”, zegt Ronald Wolters. “Door de lange wortels is luzerne bovendien goed bestand tegen extreme droogte. Als ik zeker wist dat we elk jaar zo’n zomer hadden als die van 2018, ruilden we alle gras vandaag nog in voor luzerne”, zegt vader Wim Wolters. Hij erkent dat de conservering nog wel een kritische factor is. “Je kuilt het al snel te droog in.”
De familie Wolters boert sinds 2003 in Marknesse. Tot die tijd hadden ze nabij Zwolle een bedrijf, maar dat moest wijken voor stadsuitbreiding. “Uitgekocht worden is financieel interessanter dan boeren”, zegt Ronald Wolters. Zo kwam de familie in 2003 terecht in de Noordoostpolder, midden tussen de akkerbouwers. Er verrees een nieuwe stal voor 110 koeien met twee melkrobots. “Het is hier compleet anders”, vertelt Ronald Wolters. “Als we in Zwolle waren gebleven, hadden we nu waarschijnlijk een traditioneel melkveebedrijf met 80 of 100 weidende koeien gehad. De uitkoop en de verhuizing naar de Noordoostpolder heeft ervoor gezorgd dat we totaal anders zijn gaan boeren.”
Meer ondernemer dan koeienboer
De mogelijkheden die het biedt om melkvee te houden temidden van akkerbouwers sluiten uitstekend aan bij het karakter van Ronald. “Ik ben meer ondernemer dan koeienboer”, erkent hij. “Toen we hier kwamen, verhuurden we al snel een deel van de grond voor de teelt van bollen. Ook gingen we al snel grond uitruilen met de maatschap Hospers.”
Met dit bedrijf groeide er langzaam maar zeker een steeds hechtere samenwerking. Vier jaar geleden besloten beide bedrijven de samenwerking te intensiveren, alle grond in één pot te gooien en een meerjarig bouwplan op te stellen. “We zijn toen helemaal gestopt met de verhuur van grond voor bollen. Dat past daar niet meer in. Wel telen we nog zelf uien en suikerbieten, een tweede tak. Deze hectares draaien mee in het gezamenlijke bouwplan.”
Zoals het er nu uitziet, wordt de uienteelt dit jaar een ‘heel lekker toetje’. Het droge jaar zorgde voor een lage opbrengst met torenhoge uienprijzen tot gevolg. “Dat mag ook weer eens, we hebben het ook vaak genoeg andersom beleefd”, zegt vader Wim Wolters.
Ook op melkveegebied heeft de maatschap Wolters niet stilgestaan. Sinds 2003 kocht de maatschap elk jaar melkquotum aan en in 2011 werd de bestaande stal in een veel grotere, nieuwe stal geïntegreerd. Tegen de nieuwe stal aan is een jongveestal gebouwd. Het geheel biedt ruimte aan 270 melkkoeien plus bijbehorend jongvee. Het jongvee is door de fosfaatwetgeving de afgelopen paar jaar van zo’n 200 stuks teruggegaan naar zo’n 130 stuks. Het aantal melkkoeien moest terug van 265 naar 222 koeien.
De maatschap melkt met vier melkrobots. Een Lely-vector rijdt 24 uur per dag en zeven dagen per week heen en weer tussen de voerkeuken en de stal. “Toen we dit bedrijf kochten, was het een akkerbouwbedrijf met een pluimveestal. Die hebben we omgebouwd tot een machineberging en na de komst van de voerrobot hebben we er een voerkeuken in gebouwd.”
De in 2014 gekochte voerrobot had in het begin de nodige aanloopproblemen, maar nu loopt het als een trein. “Het grote voordeel is dat de koeien nu acht keer per dag vers voer krijgen en het elk uur wordt aangeschoven. Dit geeft veel continuïteit in de stal, vooral in combinatie met de melkrobots. Ook kunnen we het jongvee nu veel gerichter voeren. De robot verstrekt het jongvee acht verschillende en op maat gemaakte rantsoenen. We zijn ervan overtuigd dat het bijdraagt aan een gezondere veestapel en een lagere afkalfleeftijd. We zijn van 25 naar 24 maanden gegaan en het streven is 23 maanden.”
Weer naar 270 koeien
De melkkoeien krijgen gras, luzerne en mais, aangevuld met verschillende krachtvoeders. De melkproductie ligt rond de 10.000 kilo melk per koe, met 4,45 procent vet en 3,50 procent eiwit. De laatste maanden liggen de gehaltes met 4,70 procent vet en 3,65 procent eiwit flink hoger. “We voeren en fokken op dikkere melk. Zolang je niet ruim boven de 11.000 liter melk komt, betekent extra liters melken ook extra fosfaatrechten kopen. De fosfaatwet maakt het leveren van dikke melk interessanter.”
De melk wordt al jaren opgehaald door Farmel in Emmeloord. Beide mannen zijn tevreden over de melkprijsprestaties van deze zuivelverwerker en zien geen reden om een andere afnemer te overwegen.
“Over vier of vijf jaar wil ik de stal weer vol hebben, zoals vorig jaar het geval was. Ik vind 270 koeien een mooi aantal dieren voor dit tweemansbedrijf. Dat betekent dat we dus regelmatig fosfaatrechten zullen gaan aankopen”, zegt Ronald. Dit jaar kochten vader en zoon 500 kg fosfaat voor 190 euro per kg. “Toen in januari bekend werd dat fosfaatrechten afschrijfbaar werden, hebben we meteen gekocht. We gaan niet voor elke prijs kopen, maar ik ben van mening dat deze aankoop op lange termijn wel is rond te rekenen. De stal is er, de mestafzet is geregeld, er is voldoende voer. Kortom, alles is er en dan wil ik het ook maximaal gebruiken om te melken.’
Terug naar de samenwerking. Ronald Wolters merkt op dat niet elke boer er geschikt voor is. “Je moet elkaar liggen, flexibel zijn en niet op de laatste cent willen kijken, want dan gaat het niet werken.” Hij stelt dat de graslandpercelen door de samenwerking soms op grotere afstand liggen. Vooral daardoor zit weidegang er voor het melkveebedrijf voorlopig niet in. “Zolang weidegang niet verplicht is, blijft dat ook zo.”
Eén mestnummer
Ronald Wolters hoopt voor de toekomst wel op twee verbeteringen. De eerste is dat er in de toekomst ruimte komt om met één mestnummer te mogen werken. “Dan kun je de gebruiksruimte voor dierlijke mest en kunstmest uitwisselen. Dat leidt tot minder kunstmest en minder administratieve rompslomp.” De tweede is gewasderogatie. “Die twee verbeteringen zou het aangaan van meer streek- en grondgebonden samenwerkingen enorm bevorderen. Er komt dan meer ruimte om kunstmest te vervangen door dierlijke mest en zo het organische stofpercentage in de bodem omhoog te krijgen. Ook kun je gericht invulling gaan geven aan het begrip grondgebondenheid en samen werken aan een gezondere bodem.”