Gezondheid | Magazine | Premium

Bij nood de juiste dood

Wat is de juiste gang van zaken als een koe niet meer getransporteerd mag worden? Elite vraagt na hoe dierenwelzijn, ethiek en economie het best afgewogen kunnen worden.

Het komt voor dat koeien in slechte conditie toch op het slachthuis belanden. De toestand van de betreffende koeien kan door het transport verslechterd zijn, toch kan het bijna niet anders dan dat de dieren voor transport al verzwakt waren. Wordt een koe op het slachthuis als niet-bruikbaar voor de levensmiddelenindustrie gecategoriseerd, dan wordt ze terplekke geëuthanaseerd en gaat de kadaververwerking in. Dergelijke voorvallen leveren geen winst op, slechts extra kosten en werpen bovendien geen goed licht op de veehouderij.

Dat je als melkveehouder de verantwoordelijkheid voor je dieren draagt, moet je zeker in het geval van af te voeren koeien niet vergeten. Weeg de genezingskansen, transportgeschiktheid en verwaardingsmogelijkheden zorgvuldig af met je eigen dierenarts.

Een koe kan altijd ziek worden of zichzelf verwonden en daardoor in te slechte toestand raken. In zo’n geval moet worden besloten in het belang van het dier en moet de optie nooddoding worden gekozen. Bescherming van het welbevinden van het dier staat ook wettelijk gezien boven de economische belangen.

Uit het lijden verlossen

Volgens de dierenbeschermingswetgeving moeten lijden en pijn bij dieren in beginsel worden voorkomen. Iedereen die dieren houdt is daarvoor verantwoordelijk. Afhankelijk van de situatie zijn er verschillende werkwijzen. Het nooddoden van dieren mag bij ongeneeslijke ziekte of onherstelbare pijn. De wettelijke voorschriften zijn vastgesteld in de verordening ‘bescherming van dieren bij doden’. EG Nr. 1099/2009. Nooddoding komt daarmee in beeld bij dieren die niet meer getransporteerd mogen worden of die niet meer in de voedselketen terecht mogen komen. Dat zijn in de regel de dieren die door langdurige ziekte, zoals stofwisselingsstoornissen, kreupelheid of verwondingen zijn vermagerd en waarbij mogelijk orgaanveranderingen hebben plaatsgevonden. Tot deze groep behoren ook koeien die net zijn behandeld en vanwege de wachttijd niet voor consumptie geschikt zijn. Nooddoden kan door middel van laten inslapen door een dierenarts, uitbloeden na een definitieve verdoving met een schietmasker, of elektrische doding. In principe moeten dieren eerst volledig verdoofd worden, voordat het gedood mag worden. Het melden van het dode dier bij de kadaverdienst en het afvoeren naar de kadaververwerking behoren ook tot de plichten.

  • Inslapen: alleen door de dierenarts; verdoven en inslapen door injectie. Belangrijk om te weten: voor koeien die in het laatste derde deel van de dracht verkeren en die tevens ongeneeslijk ziek zijn, is nooddoding middels inslapen verplicht.
  • Verbloeden: verdoving met schietmasker; vervolgens doding door uitbloeden na halssnede. Nadeel van deze methode is de hygiëne en de hoeveelheid bloed die vrijkomt. Bloed moet worden opgevangen en ook via de kadaverdienst worden afgevoerd.
  • Elektrische doding: met een speciale elektrocutietang voor runderen; verdoving via elektrische stroom door de kop of het hart. Het nadeel van deze methode is dat dieren ervoor gefixeerd moeten worden in bijvoorbeeld een klauwverzorgingsbox. Dat brengt het gevaar met zich mee dat dieren zichzelf beklemmen.

Wie kan en mag nooddoden?

Wie een koe slacht of euthanaseert moet competent zijn en dus de bekwaamheid en kennis bezitten om onnodige pijn, spanning of lijden te voorkomen. Dat betekent ten eerste dat je een schietmasker of elektrocutietang goed moet kunnen bedienen. Ook de mentaliteit speelt een belangrijke rol. Niet iedereen wil en kan zo’n nooddoding bij een dier doen. Wie het toch zelf wil doen, moet mentaal en vaktechnisch in staat zijn tot de juiste handelingen. Ook met hygiëne en het verwondingsrisico voor dier en mens in het achterhoofd, moeten de twee mogelijkheden voor zelf nooddoden (schietmasker en elektrocutietang) kritisch worden afgewogen. De schoonste en minst stressvolle variant is het laten inslapen door de dierenarts. Jagers mogen overigens geen gebruiksvee schieten.

De vee-euthanaseur is een relatief nieuw fenomeen. Deze beschikt over een door SVO uitgegeven certificaat waaruit blijkt dat hij of zij competent is in het bedwelmen en doden van dieren. SVO, van oorsprong de slagersvakschool, is vakopleider voor de foodsector. Personen die in of buiten de slachthuizen landbouwhuisdieren doden moeten conform de EUverordening worden opgeleid door een door de autoriteiten geaccrediteerd opleidingsinstituut – in Nederland is dat SVO-Lobex. Na een theorie- en praktijkexamen ontvangt de geslaagde een getuigschrift. De vee-euthanaseur gebruikt na het schietmasker de methode ‘phiting’. Daarbij wordt met een plastic strip via het schietgat in de schedel, dat deel van de hersenen beschadigd dat de ademhaling en spierbewegingen regelt. Verbloeden is dan niet nodig om het dier te laten sterven en dat voorkomt dat bloed opgevangen moet worden.

Noodslachting voor consumptie

Het woord slachten houdt altijd verband met verwaarding, ook een zogenoemde noodslachting. Een slachting vindt in de regel plaats op het slachthuis. Een noodslachting gebeurt echter op het veebedrijf. Het betreffende dier mag immers niet meer levend vervoerd worden.

De wettelijke kaders voor slachting van landbouwhuisdieren zijn vastgelegd in de verordening ‘specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong’, EG 853/2004. In principe mogen noodslachtingen alleen worden gedaan bij dieren met verse verwondingen door bijvoorbeeld een ongeluk. Een acute ongeneeslijke verwonding bij een koe is bijvoorbeeld botbreuk door uitglijden. De dierenarts moet na onderzoek een attest voor noodslachting opstellen en aanwezig zijn bij de definitieve verdoving door de slachter. Classificeert de dierenarts het betreffende dier niet als ‘vers verwond’, maar als ‘al langer ziek/verwond (ook stofwisselingsstoornis, slechte lichaamsconditie), dan moet de arts het dier laten inslapen. Een zwaar kreupele koe komt niet in aanmerking voor een noodslachting.

Om in aanmerking te komen voor een noodslachting moet een dier een ongeval hebben gehad, ten tijde van het ongeval gezond zijn geweest en vanwege welzijnsredenen niet vervoerd kunnen worden. Zelfs als koorts wordt gemeten is dat voldoende om het dier als niet-gezond te classificeren en komt het dus niet in aanmerking voor noodslachting. De tijd die mag verstrijken tussen het ongeval en de noodslachting mag maximaal 3 maal 24 uur zijn.

Levensmiddelenketen: Kan een dier nog worden verwaard binnen de levensmiddelenketen (niet behandeld, niet hoogdrachtig, algemene gezondheidstoestand goed), dan kan een transport- en verbloedingsvrachtwagen (Mobiele Dodings Unit, MDU) worden ingezet (zie kader). Bij een pilot kreeg Slachthuis Dokkum toestemming om runderen op het bedrijf te doden en verbloeden om ze vervolgens op het slachthuis uit te benen en te snijden. Het bloed wordt opgevangen met bloedopvangtanks in de vrachtwagens. Wordt voldaan aan alle eisen voor een slachting, dan mag het dier de levensmiddelenketen in. Als een dier na een noodslachting ongekoeld naar het slachthuis wordt getransporteerd, moet het daar binnen twee uur zijn. Ook bij noodslachtingen moeten wachttijden van diergeneesmiddelen uiteraard gerespecteerd worden. Op deze manier maakt de veehouder nog kans op wat extra omzet.

Diervoer: dieren die niet meer geschikt zijn voor de levensmiddelenketen of niet meer getransporteerd kunnen worden (vastliggende koeien), kunnen in sommige gevallen nog de huisdierenvoedingsindustrie in.

Voor de zekerheid navragen

Als het gaat om de doding of slachting van dieren die niet volledig gezond zijn, heerst er vaak onzekerheid. Er moet worden gehandeld volgens de dierenbeschermingswetten en de geldende EU-verordeningen. Iedere melkveehouder draagt zelf de verantwoordelijkheid voor zijn of haar eigen dieren en moet bij twijfel altijd in het belang van het dier beslissen. Bij onzekerheid moet de dierenarts worden geraadpleegd of direct bij de autoriteiten navraag worden gedaan. Los van de mogelijkheden voor verwaarding, moet je jezelf bij ieder geval afvragen of een dier redelijkerwijs nog geschikt is voor welke vorm van verwaarding dan ook.

Wilbert Beerling, Katrin Berkemeier, Katrin HilbkKortenbruck, Sophie Oehler in samenwerking met Dr. Wilfried Hopp, Veterinaire Autoriteit Soest (D)

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Elite Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?