Aangepast voeren is voor droogstaande en verse koeien zeer belangrijk. Het voorkomt darmaandoeningen en stofwisselingsstoornissen. Wetenschappers, adviseurs en melkveehouders presenteerden op de DairyDays hun aangepaste voerstrategieën.
De DairyDays in Wesel (D) werden georganiseerd door ForFarmers. Eén van de sprekers was Prof. Dr. Qendrim Lebeli van de universiteit Wenen. “De darm is een belangrijk onderdeel van de koegezondheid”, zegt Lebeli. De darm verzorgt de koe met voedingsstoffen en zorgt ervoor dat gifstoffen niet in de bloedbaan terechtkomen. Bij stijgende producties worden goede ruwvoerkwaliteit, hoge drogestofopnames en het aanbieden van de juiste soort en hoeveelheid krachtvoer alsmaar belangrijker. Vooral in droge jaren is het moeilijk om ruwvoer van goede kwaliteit te winnen. Ook voerfouten blijven vaak terugkomen.
Bevat het rantsoen teveel energie en te weinig structuur, dan leidt dat tot te weinig herkauwen. Daardoor produceert de koe minder speeksel, verteert niet meer goed en je hebt een garantie voor pensverzuring. Verstoringen in de darm kunnen het darmepitheel beschadigen en voor toxinen de weg naar de bloedbaan vrijmaken. Het beste is echter schade aan de darm ten alle tijden te voorkomen. Aldus Lebeli.
Pens niet voorbereid op 7 kg zetmeel
“Het risico op pensverzuring is voor verse koeien en koeien in het vroege lactatiestadium bijzonder hoog”, zegt Lebeli. In de droogstand bevindt de stofwisseling zich namelijk in de rustfase. “Op de ineens beginnende lactatie zijn de lever en de pens meestal niet voorbereid.” Op kleine melkveebedrijven, waar slechts enkele droge koeien gevoerd hoeven te worden, is vaak maar één rantsoen voorhanden waarin nauwelijks zetmeel of graan is opgenomen.
Onder de verse koeien lopen vooral vaarzen risico. “Vaarzen nemen bij de lactatiestart voor het eerst in hun leven zes tot zeven kg zetmeel per dag op”, verklaart de Weense professor. Als ze deze kg’s vanwege overbezetting in de stal niet krijgen, kan het energietekort tot ketose, leververvetting, vruchtbaarheidsstoornissen en een daardoor langere TKT leiden. Daarom raadt Lebeli aan in het bijzonder vaarzen na hun eerste afkalving extra goed in de gaten te houden. Zijn tips:
- Op de mest letten: “De mest is de spiegel van de vertering”, verklaart Lebeli. Eventueel kun je mest uitzeven door het met water door een zeef te spoelen. Als in de zeef voerbestanddelen van meer dan twee millimeter achterblijven, wordt het rantsoen niet goed verteerd.
- Rantsoen regelmatig controleren: Is voldoende structuur voorhanden en klopt de deeltjesgrootte? Zit er genoeg zetmeel in het rantsoen, is de speekselproductie voldoende? De koeien mogen niet selectief vreten. Is het rantsoen goed genoeg gemengd?
- Signalen van de koe waarnemen: Kauwt de koe genoeg? Een koe moet meer dan 50 kauwslagen per minuut maken. Is dit lager, dan kan dat wijzen op geringe speekselvorming en pensverzuring. Kunnen de koeien gelijkmatig en regelmatig voer opnemen? Meerdere kleine porties per dag houden de pens stabieler dan enkele grote porties. Daarom is het belangrijk het voer zo vaak mogelijk aan te schuiven en de pens te beschermen tegen grote pH-schommelingen. Selecteert de koe het rantsoen, dan kan water worden toegevoegd om de voerdeeltjes beter aan elkaar te laten kleven.
Lebeli’s belangrijkste tip
Rantsoenaanpassingen in ieder geval eerst bespreken met de dierenarts en/of voeradviseurs. “Iedere verandering beïnvloedt het voedingsstoffenprofiel, daarmee moet je niet eenvoudigweg gaan experimenteren.”
Tekst: Sophie Oehler – Foto: Christine Stöcker-Gamigliano