Hoe goed de voeding van de lacterende koeien is afgestemd op de behoeften van de dieren, is niet alleen aan het ureumgetal af te lezen. Ook het vetzurenpatroon van de melk geeft uitsluitsel.
Het ureumgehalte van de melk is een beproefde indicator om de voeding van melkkoeien te optimaliseren. Maar melk bevat meer indicatorstoffen. Onderzoekers van de Cornell Universiteit (CA) en het New Yorkse Miner Intitute onderzochten de samenstelling van de vetzuren in de melk en trokken conclusies over de voeding én over leefomgevingsfactoren, zoals overbezetting en het aantal keren dat er voer wordt uitgedoseerd. LKS Lichtenwalde (D) deed vervolgonderzoek bij Duitse melkveestapels.
Drie groepen vetzuren
Vetzuren verschillen in het aantal C-atomen, de ketenlengte en het aantal bindingen. In de melk komen drie groepen vetzuren voor:
- De Novo. Deze korteketenvetzuren worden in de melkklieren uit butyraat en acetaat gesynthetiseerd. Ze ontstaan door de pensfermentatie en worden via het bloed naar de uier getransporteerd. De ketenlengte van deze vetzuren ligt tussen C4:0 en C15:0.
- Preformed. (voorgevormd). Deze langeketenvetzuren (C18:0, C18:1, C18:2 en C18:3) worden niet direct in de uier gemaakt, maar ontstaan bij de afbraak van lichaamsvet of worden uit het voer opgenomen.
- Mixed. Deze verzuren worden zowel in de uier gesynthetiseerd als met het voer opgenomen. Ze hebben 16 C-atomen (C16:0 en C16:1).
Deze drie vetzurengroepen vertegenwoordigen 94,5 procent van het vetzurengehalte in de melk. De rest bedraagt het glycerolaandeel van de vetten.
Overbezetting nadelig voor vetsynthese
In een eerste studie van het Miner Intitute (Wolpert et al., 2016) werden bedrijven onderzocht met hoge en lage De Novo-vetzuurgehalten. Een hoger gehalte De Novo blijkt positief te correleren met een hoger gehalte melkvet en -eiwit. Overbezetting en minder dan vijfmaal per dag voer aanschuiven, alsook een hoger gehalte aan voervet, resulteert in een lager De Novo-vetzuurgehalte en lagere gehalten in de melk. De oorzaak is in alle gevallen een terugvallende voeropname (verslechterde pensfermentatie).
Een tweede studie (Barbano, 2018) bracht aan het licht dat de vetzuurconcentratie verloopt gedurende de lactatie, met name in het begin van de lactatie, als de koe een negatieve energiebalans heeft. In deze periode is het aandeel preformed-vetzuren hoog en zijn mixed en De Novo laag (figuur 1).
Kengetallen interpreteren
Hoge gehalten De Novo- en mixed-vetzuren in de melk, verklappen dat de pensfermentatie van koolhydraten optimaal verloopt en daarmee voldoende butyraat en acetaat vanuit de pens voorhanden is. De Novo- en mixed-vetzuren weerspiegelen samen de energievoorziening van koeien in de lactatiestart. Het aandeel De Novo-vetzuren in de melk moet boven 0,85 procent liggen (> 0,85 gram per 100 gram melk). Het gehalte mixed-vetzuren moet boven 1,35 procent blijven. De preformed-vetzuren schommelen in de regel niet sterk en moeten tussen 1,2 en 1,6 procent liggen. Wel verandert het aandeel vetzuren gedurende de lactatie. In het begin is het gehalte hoog (sterke afbouw van lichaamsvet) en gaandeweg daalt het. Vooral bij meerkalfskoeien is het gehalte preformed-vetzuren hoog in het lactatiebegin. Dat is in de tankmelk binnen 48 uur te herkennen (De Novo daalt) als de voeropname van de koeien daalt door bijvoorbeeld een fout in de rantsoensamenstelling.
Behalve de procentuele aandelen weerspiegelen ook de totale dagelijkse producties van vetzuren (gram per koe per dag) het dagelijkse management. De Amerikaanse wetenschappers adviseren voor de De Novo-vetzuren een opbrengst van meer dan 350 gram per koe per dag en bij de preformed-vetzuren van 500 tot 600 gram. Met deze gehalten worden voldoende vaste melkbestanddelen geproduceerd. Vooral bij de preformed-vetzuren is meer onderzoek nodig. Met meer kennis over het gehalte aan deze vetzuren (onder meer uit het voer) kunnen vetzuren met uiteenlopende ketenlengtes (pensbestendige vetten) in verschillende lactatiestadia gevoerd worden om de melkproductie en de lichaamsconditie gedurende de lactatie optimaal te kunnen managen.

De DeNovo- en Mixed vetzuren zijn dan niet zo sterk voorhanden. Bron: Barbona, 2018
Amerikaanse waarden niet universeel
Een van de onderzoeksdoelen was achterhalen of de richtwaarden uit de VS ook passen bij Duitse melkveebedrijven. Hiervoor werden de melkgehalten van de tankmelk van zes bedrijven uit de MPR van Saksen geraadpleegd. Op deze bedrijven werden ook parameters over de voeding onderzocht, zoals de dagelijkse voeropname. Gemiddeld lag de voeropname op 21,9 kilo drogestof en de productie op 31,5 kilo (spreiding: 28,7 tot 32,5 kilo) en de voerefficiëntie op 1,5. De vetzuren uit de synthese (De Novo) lagen op alle bedrijven met gemiddeld 0,99 gram per 100 gram melk boven de minimaal aanbevolen 0,85 gram. Ook bij de preformed-vetzuren werden de gewenste gehalten met 1,46 gram bereikt.
Een ander beeld ontstond bij de dagelijkse productie van vetzuren. Deze lag bij de De Novo-vetzuren met 313 gram per koe per dag onder de aanbevolen Amerikaanse waarden. Voor Duitsland is derhalve 280 gram als koppelgemiddelde een realistisch doel. Ook de preformed-daghoeveelheden in Duitland (464 gram/koe/dag) lagen onder de streefwaarde van 500 tot 600 gram in de VS. Derhalve wordt hier een waarde van tussen 450 en 550 gram per koe per dag als streefproductie aanbevolen.
In ’t kort
- Via de MPR of tankmelkonderzoek zijn de vetzurenpatronen van de melk te bepalen.
- De vetzurensamenstelling is een goede extra parameter om de voeding te monitoren.
- Wellicht is daaruit ook diagnostiek voor een individueel dier realiseerbaar. Dat vraagt echter nog wel meer onderzoek.
- Vetzurengehalten zijn veestapelspecifiek en worden door voeding en genetica bepaald. Dat vraagt om bedrijfsindividuele grenswaarden.
Tekst: Dr. Wolfram Richardt, manager voedingsmiddelen laboratorium van LKS Saksen (D) en Birte Ostermann-Palz Foto: Katrin Berkemeier