Energietekort bij de koeien door broei of zelfs bedorven kuilvoer, drukt de melkproductie. Dat kan in de kosten lopen. Een warmtebeeldcamera kan helpen om het probleem op te sporen.
Opwarming van kuilvoer kan voor grote problemen zorgen. De hoofdveroorzakers zijn gisten. Als de buitentemperaturen stijgen, groeien ze sneller. Hoe meer gisten het fermentatieproces overleven, hoe meer je dat kan merken bij het openen en voeren van de kuil. Gisten breken hoogverteerbare voedingstoffen (suiker, zetmeel) en melkzuren aeroob af, en daarbij komt warmte vrij. Hierdoor stijgen de pHwaarde en de temperatuur in het voer. De kringloop van bederf begint. Hoe meer gisten in het kuilvoer, hoe sneller de opwarming en hoe meer verlies aan voederwaarde van het kuilvoer.
Broei kan per dag gemiddeld ten koste gaan van 3,5 procent drogestof en 0,1 MJ NEL (15 VEM) aan energie per kilo drogestof. Omdat kuilvoer in een open kuil toch altijd twee tot drie dagen blootgesteld is aan broei, komt het verlies aan voederwaarde al snel op tien procent. Vermindering van voeropname of in het ergste geval het overstuur gaan van een volledige kuil door schimmelvorming, zijn daarin niet meegerekend. De gevolgen van broei kunnen op een melkveebedrijf al gauw een verschil maken van meer dan 10.000 euro per jaar.
Met warmtebeeld de kuil doorlichten
“Voor de bedrijfsbegeleiding en de rantsoenbeoordeling gebruiken we warmtebeeldcamera’s om op broei te controleren”, vertelt dierenarts Matthias Tepferd uit het Duitse Münsterland. Daarvoor gebruikt hij een eenvoudig apparaatje dat hij aan een smartphone koppelt. Meerdere fabrikanten maken deze apparaten, onder meer Flir en Seek, de prijzen variëren van 240 tot 480 euro. Het werkt snel en eenvoudig: je gaat op ongeveer tien meter van het snijvlak staan en maakt een foto. Zijn in de foto warme plekken in de kuil te herkennen, dan maak je van die specifieke plekken nog een foto van dichterbij. Vervolgens kun je de broeiplekken met een infraroodthermometer nameten.
De beoordeling van warmtebeeldfoto’s vraagt weinig oefening, de warmste plekken worden altijd rood of wit in het beeld. In het ene beeld kan dat een temperatuur van 16 graden Celsius betekenen en in het andere van 29 graden. Zo krijg je een beeld van de broei in het snijvlak en dat vanaf een relatief grote afstand. Zo is snel te zien of het inkuilproces voor verbetering vatbaar is. Voor adviseurs en dierenarts is dat een belangrijk item in besprekingen met de veehouder. Het maakt problemen in de opslag van het ruwvoer snel inzichtelijk. Het voordeel van een warmtebeeldfoto is dat niet slechts enkele punten van de kuil beoordeeld worden.

Foto’s juist interpreteren
Vaak is het midden van de kuil warmer. Aan de hand van een temperatuurschaal kun je in de foto aflezen hoe warm het voer is en waar en of de kuil is opgewarmd. Sleufsilo’s en rijkuilen zijn op veel bedrijven ouder. Met behulp van de camera kunnen de dierenarts en zijn team op een bedrijf de problemen analyseren. Zo komt het regelmatig voor dat tijdens het inkuilen machines met te veel capaciteit worden gebruikt. Het middendeel van de silo verdicht daardoor niet afdoende en wordt zo gevoelig voor broei. Tip van de dierenarts: “Gebruik kleinere machines in de hakseltrein en ook voor het vastrijden moeten kleinere machines gebruikt worden.”
Geen onnodige paniek
Een juiste interpretatie van de warmtebeelden is cruciaal. Als het snijoppervlak op de foto volledig rood is (zie foto), betekent dat niet meteen dat de hele kuil broeit. De kuil moet je je namelijk voorstellen als een thermoskan, waarin de temperatuur waarmee het gewas wordt ingekuild behouden blijft. Pas bij het ontbloten en ontnemen van voer koelt het af. Daarom is het normaal dat het verse snijvlak rood kleurt in een warmtebeeld. Dat rood weerspiegelt de temperatuur waarmee het gewas werd ingekuild. Boven in het snijvlak is dan geen rood te zien, doordat de kuil daar door de koude lucht is afgekoeld. Problemen ontstaan als het bovenste deel niet goed verdicht is, daar kan dan het makkelijkst lucht binnendringen.
Of kuilvoer warm is ingekuild of broeit, kun je nagaan door warm voer een paar uur apart te leggen. Als het dan niet is afgekoeld of zelfs nog warmer is, zijn gisten actief en is er sprake van broei. Als het kuilvoer daarentegen is afgekoeld, is er niets aan de hand.
In ’t kort
- Kuilvoer in een geopende kuil heeft altijd twee tot drie dagen met broei te maken. Daardoor daalt de voederwaarde al gauw met tien procent.
- Een warmtebeeldcamera brengt snel en eenvoudig de temperatuurverschillen van het volledige snijvlak in beeld.
- De warmtebeelden interpreteren is niet moeilijk, maar moet wel juist gebeuren. Een volledig rood beeld betekent niet dat de hele kuil overstuur is
Tekst: Dierenarts Mattias Tepferd, Dr. MArion Weerda en Jonas Bunker Foto’s: Loof