Het kavelpad is meestal het duurste onderdeel van de weide-infrastructuur. Hoe je zo’n pad aanlegt is afhankelijk van het melksysteem, het weidesysteem, de bodem en de koppelgrootte.
Niet alleen in de stal is het van groot belang dat koeien snel en makkelijke water en voer kunnen bereiken, in de wei is dat even belangrijk. De basis van snelle en comfortabele toegang tot voer en water buiten de stal is een goede weide-infrastructuur. Dat bestaat uit het kavelpad, het waterleidingnetwerk, de drinkbakken en de afrasteringen.
Mapping. Om een nieuwe weide-infrastructuur te ontwerpen of een bestaande te optimaliseren is een kaart met de percelen van het bedrijf onmisbaar. Deze laat zien wat de afstand tot de percelen is en in het ideale geval ook de ligging (laag, hoog, nat, droog). Met deze informatie kan de perceelsindeling ontworpen worden en het gebruiksdoel worden vastgesteld.
Kalvelpad: comfortabel en belastbaar
Als verharde kavelpaden nodig zijn, hoe moeten ze er dan uitzien?
De zoden beschermen. Liggen de percelen rond het bedrijf, dan is een verhard kavelpad van waaruit koeien de percelen goed kunnen bereiken op z’n zachtst gezegd handig. Een goed aangelegd kavelpad is een grote investering en heeft elk jaar onderhoud nodig. Het kavelpad beschermt de grasmat en de klauwgezondheid en maakt het voor koeien mogelijk snel naar de wei en terug naar de stal te gaan. Moeten koeien om in een nieuw perceel te komen door een ander perceel, dan kan dat de grasgroei van het te doorkruisen perceel verstoren. Hoeft een koppel slechts af en toe over een ander perceel, dan volstaat het afzetten van een slechts vier meter breed tijdelijk kavelpad met steekpaaltjes en schrikdraad om de zode zoveel mogelijk te beschermen.
Als koppel of één voor één? Lopen de koeien als koppel of individueel naar het weideperceel en terug? Dat bepaalt hoe de entrees en uitgangen van stal en weidepercelen alsook het kavelpad uitgevoerd moeten worden.
- Lopen de koeien als koppel en is de koppel groter dan 40 koeien, dan moet het kavelpad minstens drie tot vier meter breed zijn en de hoofdweg moet verhard zijn. Zo kunnen twee of drie koeien naast elkaar lopen en elkaar eventueel inhalen. Omdat koeien naast elkaar gaan lopen moet het pad in de volledige breedte verhard zijn.
- Lopen de koeien individueel (bijvoorbeeld bij robotmelken) of is de koppel kleiner dan 40 melkkoeien, dan kan het hoofdpad ook smaller uitgevoerd worden of met enkel een verhard looppad van minstens een meter breed, wel in het midden van een breder pad gelegen.
Belastbaar. Bodems (kavelpaden, staluitgangen, weidepoorten) die frequent door koeien worden belopen, worden zwaar belast. Om wegzakken van koeien in de modder te voorkomen is het lonend deze bodems professioneel met een draag- en deklaag en waterafvoerend aan te (laten) leggen. Omdat de aanleg veel tijd en geld kost is het aan te raden een lange gebruiksduur van 10 tot 20 jaar na te streven. Afhankelijk van de bodemsoort, moeten hoofdpaden op verschillende manieren aangelegd worden. Op veengronden verzakt in de loop van de tijd bijna alles. In het algemeen hebben waterdoorlatende geotextielsoorten zich bewezen voor het scheiden van de natuurlijke bodemlaag en de opgebrachte draaglaag. Bij deze methode moet niet teveel van de oorspronkelijke bodem verwijderd worden, omdat het pad qua hoogte boven de grasmat moet liggen voor het kunnen afvloeien van water.
Een 7,5 tot 30 centimeter dikke draaglaag, bestaande uit grof gebroken puin zorgt voor een duurzame basis. Hoe slechter de draagkracht van de bodem en hoe hoger de belasting, hoe dikker de draaglaag aangebracht moet worden.
Onder hard, boven zacht. Over de dikke draaglaag moet een klauwvriendelijke deklaag aanbracht worden. Deze moet overal ongeschonden zijn, omdat het grove puin in de draaglaag niet klauwvriendelijk is en dus niet aan het oppervlak mag komen. Klauwvriendelijk betekent droog, zacht en vrij van stenen. In de wegenbouw wordt volgens een Iers principe op de draaglaag een deklaag van fijnkorrelig splitzand (5 millimeter), bestaande uit zachte steendeeltjes (schaafsel van roodsteen) aangebracht. Deze laag is 5 tot 7,5 centimeter dik. Net als de draaglaag moet de deklaag verdicht zijn. Alternatieven die in de praktijk ook worden gebruikt zijn rubbermatten met antislipprofiel, met zand gevulde of gras doorgroeide betonroosters, zand en kunstgras. Voor stabiliteit door de jaren en seizoenen heen moeten de alternatieven zorgvuldig gelegd en onderhouden worden. Ze zijn geschikter voor ‘zijpaden’ die niet breder dan 2,5 meter hoeven te zijn.
Berijdbaar of niet? Als het kavelpad ook met zware machines bereden moet kunnen worden (bemester, oogsttrein), moet de hechting tussen de bodem en het pad aan nog hogere eisen voldoen. Betonplaten, roosterplaten of grasbetonplaten zijn een dure, maar duurzame oplossing voor de lange termijn. Als de koeien altijd individueel lopen is een één meter brede klauwvriendelijke strook tussen de rijsporen breed genoeg.
Geen scherpe bochten of T-splitsingen. Om ervoor te zorgen dat koeien op het hoofdpad niet in de file komen te staan, moet het pad met flauwe bochten zijn uitgevoerd. Bovendien moet het vrij zijn van hindernissen die koeien kunnen ophouden. Als de koeien individueel lopen, kunnen drinkwaterbakken aan het pad worden gezet, mits het minimaal drie meter breed is.
Zodat het kavelpad lang meekan
Geen staand water. Catastrofaal voor elk veelbelopen deel van een kavelpad is staand water. De bodem raakt op deze plekken doorweekt, in verharde paden ontstaan gaten. Dat levert gevaar voor de klauwgezondheid (scheuren, drukplekken). Daarom moeten kavelpaden altijd onder afschot liggen naar één kant of beide kanten. Het afschot moet drie tot vijf procent zijn, zodat regenwater ervan afloopt. Een alternatief zijn waterdoorlatende draag- en deklagen, maar dat is over het algemeen een uitdagende exercitie.
Afrastering langs het kavelpad. De koeien moeten het pad in de volle breedte kunnen benutten, maar zonder de randen kapot te lopen. De afrastering is het stuurmiddel: de afstand tussen het schrikdraad en het kavelpad van 30 tot 40 centimeter volstaat. Met deze afstand kan de buik van de koe ‘over’ het kavelpad hangen.
Weide-entrees. Hier schuilen dikwijls de grootste problemen. Vaak is er te weinig ruimte, terwijl deze plekken intensief worden belopen. Lopen koeien met ingaan van een perceel van het verharde pad af, dan zijn per perceel ten minste twee toegangen nodig. Gaat het om een directe toegang vanuit de stal naar de wei in geval van standweiden (continufrequent belast), dan loont het om de ondergrond te draineren en een doorlatende hechtlaag te gebruiken, zoals kunststofroosters of grastegels. In het begin van een hoofdkavelpad of bij de staluitgang is een verharde breedte van drie tot vijf meter aan te bevelen. Verderop kan het versmallen, afhankelijk van de koppelgrootte.
Tekst: Katrin Berkemeier