In de zomer wordt het TMR of het kuilvoer snel warm. Dat heeft fatale gevolgen: de voeropname daalt en de diergezondheid heeft eronder te leiden.
Bij de hoofdfoto: Voorzichtig: een uitkuilmethode die het snijvlak lostrekt bevordert het toetreden van zuurstof tot in de diepere lagen en daarmee broei. In de zomer zouden snijdende technieken gebruikt moeten worden, zoals een U-snijder of een frees. Foto: Christine Stöcker-Gamigliano
In de zomermaanden is de opwarming van het rantsoen een bepalende oorzaak voor de achteruitgang van de voeropname. Studies laten zien dat ‘warm’ voer de drogestofopname tot zo’n 13 procent reduceert. Met de opwarming vermindert bovendien de verteerbaarheid van het voer; zo leidt een temperatuurverhoging van 10 graden tot energieverliezen van zo’n 15 VEM per kg drogestof. Het energietekort dat zo ontstaat veroorzaakt vaak uierontstekingen en vruchtbaarheidsproblemen waarvan de gevolgen tot lang na de hitteperiode voortduren. Daarom mag warm kuilvoer niet voor het voerhek liggen. Warm voer moet worden behandeld als voer dat beschimmeld is: de warme plekken moeten ruim, met een radius van een halve meter, uit de kuil worden verwijderd. Bij voerkrapte is te overwegen jongvee met stro en krachtvoer te voeren.
In noodsituaties moet voer worden aangekocht, ook als het duur is. De vraag is of op z’n minst een deel van het voer nog gered kan worden. Opwarmen van het voer in de sleufsilo of op de kuilplaat kan het makkelijkst worden begrensd door:
Schoon werken: resten zijn een paradijs voor schimmels, ze kunnen zich daarin explosief vermeerderen. Komen resten in contact met het ingekuilde voer, dan raakt het snijvlak gecontamineerd en wordt het warm. Zorg daarom altijd voor een strak snijvlak zonder losliggende resten in de zomer.
Voersnelheid verhogen: des te lager de verdichting, des te makkelijker zuurstof in het snijvlak dringt. Daar waar schimmels met zuurstof in contact komen, wordt het kuilvoer warm. Omdat dit proces een bepaalde tijd nodig heeft, zit er tijd tussen het intreden van zuurstof en het aantreffen van warm voer. Een verhoging van de voersnelheid voorkomt het samenkomen van zuurstof en schimmelbacteriën, in de ideale situatie wordt het voer dan niet (zo snel) warm.
Uitkuilen zonder lostrekken: uitkuiltechniek die de kuil lostrekt bevordert het toetreden van zuurstof tot in de diepere lagen en daarmee opwarming. Daarom is een snijdende uitkuiltechniek, die een glad snijvlak achterlaat, aanbevelenswaardig, bijvoorbeeld een U-snijder of een kuilhapper met bewegend mes.
Verwijder warme partijen: is een deel van de voorraad in de silo al warm, dan versnelt dat de activiteit van de schimmels. Verwijder het warme voer tot minstens 50 cm achter de warme laag.
Snijvlak met zuur inspuiten: uit praktijkonderzoeken is gebleken dat een snijvlakbehandeling met propionzuur de opwarming met 1,7 dagen vertraagt. Al bij een geringe indringingsdiepte van maximaal 6 cm is dagelijks behandelen nodig. Na de behandeling moet folie strak over het snijvlak getrokken worden om het vervluchtigen van de toevoeging te voorkomen. Belangrijk: altijd acht hebben voor veilige arbeidsomstandigheden.
Omkuilen: als ondanks het verhogen van de voersnelheid en het aanbrengen van zuur het snijvlak warm blijft worden, is enkel omkuilen van de bovenste lagen of de volledige voorraad in de kuil nog een optie. Het warme voer moet eerst worden verwijderd. De rest van het voer kan daarna snel in dunne lagen worden ingekuild met toevoeging van stabiliserend inkuilmiddel (minstens 5 liter per ton voer) op basis van propionzuur. De nieuwe kuil moet flink verdicht worden en zo snel mogelijk worden afgedekt. De kuil moet niet te hoog zijn, zodat de voersnelheid gegarandeerd is. De nieuwe kuil moet in ieder geval 14 dagen dicht blijven.
TMR met zuren of zouten stabiliseren
De opwarming van TMR aan het voerhek wordt met name door schimmels veroorzaakt. Het contact met zuurstof kan in enkele uren tot een snelle vermeerdering van schimmels leiden en zo resulteren in opwarming van het rantsoen. De opwarming van het voer is niet meer dan een symptoom van bederf. De schadelijke gevolgen ervan, zoals verminderde smakelijkheid en verlies aan energiewaarde, beginnen al zes tot acht uur eerder. Als je in de ochtend vaststelt dat het TMR warm is, heb je de koeien al een halve dag bedorven voer voorgeschoteld.
Tegen opwarming aan het voerhek helpt enkel, als het al helpt, toevoegen van zuur of TMR-stabilisator tijdens het mengen van het rantsoen. Het zuur moet homogeen in het voer gemengd worden. Bij gebruik van afgezwakte zuren (minder corrosief) moet altijd goed op de bij te mengen hoeveelheid gelet worden. De stekende geur van propionzuur vermindert ook de voeropname, zodoende moet het zuur altijd verdund in een hogere hoeveelheid worden toegevoegd.
Tip: speciale TMR-voerzuren zijn meestal wat duurder, maar beter te hanteren. Dat wil echter niet zeggen dat ze ongevaarlijk zijn. Ook enkele zouten, zoals kaliumsorbaat, kunnen worden ingezet om het rantsoen te stabiliseren. Het granulaat wordt voor het toedienen in de mengkuip in water opgelost. Ook hierbij moeten altijd de veiligheidsvoorschriften worden opgevolgd.
Voorzichtig bij TMR met water: vochtige rantsoenen neigen sneller naar opwarmen. Wordt het water al eerder in de mengkuip gestort om in te weken, dan kan op dat moment al de nodige hoeveelheid zuur worden toegediend. Hiervoor bestaan verschillende doseersystemen, onder andere een Dosatron.

Geen gram mag overblijven
De voermengwagen moet altijd volledig leeggedraaid worden en de voergang altijd zo schoon als mogelijk zijn, want voerresten kunnen een vers rantsoen met schimmels contamineren en zo de opwarming versnellen. Bij hoge temperaturen heeft voeren in de koelere avonduren of in de ochtend voor zonsopgang zich bewezen, het voer warmt dan minder snel op. Zeer vroeg in de ochtend voeren heeft de voorkeur, omdat dat beter bij het ritme van de koe past. Vaker voeren en aanschuiven draagt ook bij aan het verminderen van opwarming aan het voerhek. In de zomer nemen koeien tot tweederde van het voer in de nacht op. De voergang mag in de avond en nacht dus niet leeg zijn.
Tekst: Gregor Veauthier in samenwerking met Jan-Hendrik Puckhaber, adviseur