Er zijn meerdere maatregelen die de methaanemissie van de koe effectief verlagen. Elite zoekt uit wat deze maatregelen op zichzelf kunnen bereiken en waarop je moet letten bij toepassing.
Het is niet zo dat pas sinds het klimaatdebat onderzoek wordt gedaan naar reductie van methaanemissie middels de voeding van koeien. Deze emissie duidt immers een energieverlies aan. Daarom is het ook met het oog op efficiëntie wenselijk om de methaanuitstoot van de melkkoe te verlagen.
Zetmeelgehalte in rantsoen verhogen
Er zijn meerdere voermaatregelen waarmee de methaanemissie van de koe verlaagd kan worden. Tabel 1 laat van enkele methoden het potentieel én de grenzen zien. Bij elk doel is het belangrijk dat de methaanreductie niet ten koste gaat van de voeropname. Een hoge voeropname is immers essentieel voor de energie- en nutriëntenvoorziening van de koe.
Door de verhoging van het aandeel snijmais en het krachtvoeraandeel in het rantsoen, stijgt het gehalte aan pensverteerbaar zetmeel. Als gevolg daarvan ontstaat er minder overschot aan waterstof dat als methaan wordt afgevoerd. Het voordeel van deze twee voermaatregelen is dat ze zich makkelijk laten implementeren. Op het onderzoeksbedrijf LAZBW in de Duitste deelstaat Baden-Württemberg werd in 2021 onderzocht welke invloed een verhoging van het aandeel snijmais van 30 naar 60 procent in de drogestof heeft op de uitstoot van methaan door Fleckvieh-koeien. Dit werd gemeten met Green Feeders. Het resultaat van de meting is dat methaanuitstoot licht daalde met 3,7 procent per kg drogestofopname (figuur 1). Afgezet tegen de melkproductie kon geen significante reducering worden aangetoond.
Ook de vraag over de invloed van het aandeel krachtvoer werd onderzocht. Figuur 1 laat zien dat de methaanemissie per kg drogestofopname daalde met 6,7 procent als de drogestof van het rantsoen voor 35 in plaats van 25 procent uit krachtvoer bestond. Per kg ECM werd 5,5 procent minder methaan uitgestoten. Bij meer krachtvoer steeg de dagelijkse voeropname, en de verblijfsduur van voer in de pens daalde. Doordat de micro-organismen in de pens minder tijd hebben voor het afbreken van de langzaam verteerbare structuurkoolhydraten, verminderd de methaanuitstoot per kg drogestofopname. Het idee om met meer krachtvoer de methaanemissie te verlagen, kent vanuit het opzicht pensgezondheid duidelijke grenzen. Ook vanuit maatschappelijk en politiek oogpunt moeten er vraagtekens bij gezet worden. Deze strategie versterkt namelijk de feed-foodconcurrentie.
Biochar en secundaire plantenstoffen
Op het LAZBW-proefbedrijf werd ook Bio-char op methaanverminderende werking getest. Dit product had gedurende de acht weken lopende test geen negatief en geen positief effect op de methaanuitstoot (figuur 2). Aan een aantal secundaire plantenstoffen werd ook een effect op de methaanuitstoot toegeschreven bij de vertering in de pens. Etherische oliën bijvoorbeeld, beïnvloeden de samenstelling van de micro-organismen, bij het afbreken van de isoflavonen kan waterstof verbruikt worden. Daarmee is het een alternatief voor de methaanvorming in de pens. Bij gecondenseerde taninen wordt aangenomen dat de verteerbaarheid van de structuurkoolhydraten minder wordt. Melkveerantsoenen kunnen op twee manieren met secundaire plantenstoffen worden verrijkt: Ten eerste met voedergewassen die op het bedrijf kunnen worden geteeld. Bijvoorbeeld rode klaver is rijk aan isoflavonen. Esparcette en luzerne zijn taninerijk. Het daadwerkelijke gehalte aan secundaire plantenstoffen wordt door veel factoren beïnvloed (soort, oogststadium, weer, seizoen et cetera) en is in de regel niet bekend. Daardoor kan het effect op de methaanuitstoot flink schommelen. Omdat veel secundaire plantenstoffen bij een te hoge concentratie de drogestofopname van de koeien kunnen remmen, is regelmatige analyse raadzaam.
Ten tweede kunnen voeradditieven, die rijk zijn aan secundaire plantenstoffen, toegevoegd worden. In de regel zijn deze gebaseerd op extracten van planten, zoals knoflook, kruidnagel of bitter-sinaasappel. De fabrikanten van de additieven garanderen een bepaald gehalte aan werkzame stof en geven aanbevelingen voor de dosering in het rantsoen. Het is belangrijk om te controleren of een dergelijk additief binnen de EU is toegelaten. Op dit moment is er binnen de EU geen natuurlijk additief toegelaten dat is geclassificeerd als ‘klimaatgunstig’. Sommige van deze additieven zijn op basis van hun positieve sensorische eigenschappen toegelaten, maar verworpen als het gaat om effect op methaanemissie.

Eén toegelaten additief
De enige toegelaten toevoeging die vanwege het methaanremmende effect tot nu toe door de EU is toegelaten, is 3-nitrooxypropanol, ofwel 3-NOP. Dit chemische additief remt een enzym en daarmee een reactieproces in de methaanvorming in de pens. Internationale studies naar 3-NOP verwachten een reductie van de methaanuitstoot per kg drogestofopname respectievelijk per kg melkpro-ductie van 15 tot 30 procent.
Negatieve of positieve effecten op de voeropname, de diergezondheid of de melkproductie zijn niet vastgesteld. Veel vragen zijn echter nog niet beantwoord. Er zijn aanwijzingen dat de werking van 3-NOP afhankelijk van het rantsoen meer of minder sterk is en bij continue verstrekking uiteenlopende perioden aanhoudt. Aanpassings-reacties van het microbioom van de pens zijn niet uit te sluiten.
Figuur 2. Voermaatregelen om de methaanemissie te verlagen.
Maatregel | Reductiepotentieel | Begrenzende aspecten bij toepassing |
RANTSOENSAMENSTELLING | ||
Hoger aandeel snijmais | + | Letten op herkauwwaardigheid rantsoen (maximaal 21 procent pensverteerbaar zetmeel plus suiker in de drogestof); vruchtwisseling; maisteelt in droge jaren |
Hoger aandeel krachtvoer | +++ | Letten op herkauwwaardigheid rantsoen (krachtvoeraandeel maximaal 45 procent van de dagelijkse drogestofopname); feed-fooddiscussie |
AANVULLENDE VOEDERMIDDELEN | ||
Suikerrijke grassen | +-? | Weinig onderzoek naar de effecten bij het voeren; methaanreductie na conservering onduidelijk; letten op herkauwwaardig rantsoen (maximaal 21 procent pensverteerbaar zetmeel plus suiker in de drogestof) |
Voedergewassen met secundaire plantenstoffen | + | |
Voervetten (onverzadigde vetten) | ++ | Niet meer dan 4,5 procent ruw vet in de drogestof; duur |
Bio-char | +-? | Weinig onderzoek, tot nu toe geen effect op methaanuitstoot aangetoond; duur |
Roodwieren | +++ | Voedselveiligheidsrisico melk door bromoform; duur; negatieve effecten op drogestofopname en diergezondheid mogelijk |
Natuurlijke voeradditieven | ||
Tanine-houdende additieven | ++ | Toelating controleren; duur; terugval in drogestofopname mogelijk |
Additieven met etherische oliën | + | |
Chemische voeradditieven | ||
3-NOP | ++++ | Methaanreductie afhankelijk van rantsoenamenstelling (bijvoorbeeld aandeel krachtvoer); duur; acceptatie door consument discuta |
Alle bekende en onderzochte voermaatregelen hebben de potentie om de methaanemissie te verlagen, maar hebben ook grenzen.
Tekst: Sophie Lehnert in samenwerking met dr. Elisabeth Gerster, LAZBW Aulendorf Foto: Fey, LAZBW