De structuurrijke droogstandsrantsoenen worden dikwijls uitgesorteerd door de koeien. Stijgt het risico op ketose na de afkalving daardoor?
Rantsoenen voor droge koeien bevatten vaak grotere hoeveelheden stro en/of kuilvoer van latere snedes. Dat maakt het voor de koe in principe mogelijk de fijnere deeltjes uit het voermengsel te sorteren. Daardoor kan een enorm verschil ontstaan tussen het berekende en het opgenomen rantsoen. In een studie is gekeken of het sorteren van gemengde rantsoenen die tijdens de transitiefase aan koeien worden aangeboden, het optreden van ketose na het afkalven bevorderen.
Daarvoor werd in 23 koppels met meer dan 400 koeien meteen na het uitdoseren van het voer het TMR met een schudbox gecontroleerd. Zes uur later werd de controle met de schudbox herhaald. Aanvullend werd zes uur na het uitdoseren van het voer bij 15 droge koeien de pH van de urine bepaald (17de tot 2de dag ante partum).
Van deze koeien werd later tussen de 3de en 17de lactatiedag eveneens het BHBA¬gehalte bepaald.
Resultaat
Er kon geen verband worden gevonden tussen ketose (BHBA hoger dan 1,2 mmol/l) en het vreetgedrag van de droge koeien (percentage voerdeeltjes in de bovenste zeefkast). Dat geeft de grafiek hieronder weer.
Schijnbaar speelt het drogestofgehalte van het TMR een belangrijke rol. Een laag drogestofgehalte verhindert selectief vreten.
De verhoogde melkproductie door Brown Midrib-mais is te verklaren door een hogere drogestofopname voor en na de afkalving.
Bron: Cornell Nutrition Conference, 2017