Steeds meer dwingen consumenten en daarmee de levensmiddelenhandelaren productiesystemen af die meer aan de behoeften van het dier toekomen. Weidegang van melkkoeien is één van de belangrijkste aandachtspunten in dit voortdurende spanningsveld.
In een meerjarige studie aan de Humboldt Universiteit in Berlijn en de Friedrich-Wilhelms Universiteit in Bonn werden een aantal vraagstukken met betrekking tot weidegang aan het voetlicht gebracht en beantwoord:
Welke invloed heeft weidegang op productie?
- Welke invloed heeft in de wei opgenomen gras op de stabiliteit van de stofwisseling?
- Welke verbanden zijn er tussen weidegang en dierwelzijnsindicatoren?
- Wat is het economische effect van weidegang?
Dr. Otto Kaufmann beantwoorde bovenstaande vragen na aanleiding van de uitgevoerde onderzoeken tijdens de 27e Melkveedag van Mecklenburg-Vorpommern.
Voor het onderzoek werden de data van in totaal acht melkveebedrijven gebruikt. Zes van de acht bedrijven pasten weidegang toe, de andere twee niet. De bedrijven waren gevestigd in de Duitse deelstaten Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern en Nedersaksen. Zie de tabel hieronder.
Weide-systeem | Aantal bedrijven | Koeien, gem. | Productie koe/jaar, gem. |
Halve dag-weidegang | 4 | 151 (119 – 190) | 8.975 (7.900 – 10.080) |
Hele dag-weidegang | 1 | 162 | 8.500 |
Uren-weidegang | 1 | 590 | 9.900 |
Geen weidegang | 2 | 367 (349, 389) | 9.634 (8.750, 10.600) |
Het onderzoek betrok acht melkveebedrijven waarvan twee zonder weidegang.
De behaalde productie bij weidegang gecombineerd met opstalleb waren vergelijkbaar met de productie van koeien die jaarrond op stal bleven. Door de wisselende kwaliteit van weidegras (vezels, eiwit) is het risico op stofwisselingsproblemen zoals bijvoorbeeld subklinische acidose in de zomer hoger in de wei dan bij een volledig TMR op stal. Bij weidegang was het aantal gevallen van subklinische acidose 16,8 procent en bij koeien die op stal bleven 10,8 procent. Het aantal koeien dat
Minder huidaandoeningen bij koeien in de wei
Vooral oppervlakkig werden tussen de stal- en weidekoeien verschillen waargenomen, zoals leasies, haarloze plekken en ook ontstekingplekken. Bij slechts vijf procent van de weidekoeien werden in de zomer oppervlakkige veranderingen van de huid gezien. In de stal was dit volgens de steekproef bij 31,1 procent van de koeien het geval.
Bij de economische analyse werd onder meer de arbeidstijd in uren per lacterende koe vastgesteld. Zie de staafdiagram hieronder. Hieruit blijkt dat de arbeidstijd per koe niet verschilt naargelang het weidesysteem. Bedrijf 5 is een uitzondering.
Een wezenlijk verschil in de arbeidsbehoefte per koe per jaar op bedrijven met verschillende weidesystemen werd niet aangetoond.
Tekstbewerking: Birte Ostermann-Palz