Hoewel na de afkalving bijna altijd hoogwaardige biest wordt gemolken, zijn veel kalveren maar matig voorzien van immunoglobulinen. Hoe kan dat? Praktijkonderzoek geeft antwoord.
Richtlijnen voor het juist verstrekken van de eerste biest zijn er te over. Met de paplepel wordt ingegoten zo snel mogelijk na de geboorte genoeg hoogwaardige biest van de juiste temperatuur te verstrekken.
De hygiëne blijft bij de aanbevelingen vaak buiten beschouwing. Dan komt omdat verontreiniging van biest pas opvalt als die er vervuild uitziet. Helaas is de hygiëne van biest niet ter plekke met een truc of sneltest vast te stellen zoals voor biestkwaliteit wel mogelijk is (meting eiwitgehalte of immunoglobulinegehalte met een Brix-refractometer).
Langdurig effect
Het opnemen van biest is voor een kalf noodzakelijk om te overleven. Tijdens de dracht krijgt het kalf namelijk geen antilichamen – immunoglobulinen – via de bloedstroom binnen. De opname van immunoglobulinen in de biest is zodoende onmisbaar voor een goede gezondheid en overlevingskans van het kalf. De biestverstrekking heeft langdurig effect, bij vaarskalveren tot aan de eerste afkalving van het pasgeboren kalf als vaars.
Om de hygiënetoestand van de colostrale melk nader te onderzoeken, is sinds 2016 in twee studies grootschalig onderzoek gedaan op praktijkbedrijven door vakhogeschool Zuid-Westfalen. Op meerdere praktijkbedrijven werd biest gemonsterd en geanalyseerd bij elke (tussen)stap – van de melkkan tot aan de speen.
Met deze proef wilden de onderzoekers achterhalen hoe hoog de kiembelasting van de biest is tijdens alle stappen in de biestverstrekking aan de kalveren. Treedt een verontreiniging op in de uier, in de melkkan, in de melkemmer of melktaxi of in de drinkemmer? Ontstaat door de verontreinig kwaliteitsverlies en zo ja, op welke plaats?
Aan de hand van de nu beschikbare onderzoeksresultaten kunnen exacte uitspraken worden gedaan over de biestkwaliteit direct na het melken ervan en op het moment net voordat het kalf de biest opneemt.
70 procent onder de maat
De onderzoeken tonen aan dat 85 procent van de biestmonsters ruim voldoende immunoglobuline van het type G (IgG) bevatte. Bij het onderzoek van de kalveren dat daarop volgde, bleek echter dat maar zo’n 15 procent van de kalveren voldoende IgG in het bloedserum had. 70 procent van de kalveren had onvoldoende IgG opgenomen terwijl de biest wel voldoende bevatte. Daar moet dus iets behoorlijk verkeerd zijn gegaan.
De eerste melkgift van een verse koe wordt meestal in een melkkan gewonnen. De onderzoeken maakten duidelijk dat de biestmelk uit de uier, die eigenlijk zeer hoogwaardig is, in de melkkan al grote hoeveelheden kiemen kunnen bevatten. De kiemen in de kan zijn achtergebleven van eerdere melkingen. Vaak worden de kannen voordat er biest in wordt gemolken, gebruikt voor mastitismelk of penicillinehoudende melk. Wordt de melkkan niet goed gereinigd voor er biest in wordt gemolken, dan kunnen kiemen uit de biofilm in de melkkan in de biest terechtkomen. Dat kan fatale gevolgen hebben:
Antilichamen kunnen zich binden aan bepaalde ziekteverwekkers en zijn vervolgens niet meer beschikbaar voor het kalf.
De kiemen uit de melkkan blokkeren de opname van colostrum in de darm van het kalf.
Zo ontstaat het gevaar dat een kalf ondanks voldoende en vroegtijdige biestopname, maar weinig immunoglobulinen voor de afweer van ziekteverwekkers op kan nemen. Zo’n kalf loopt aanzienlijk meer risico om vaker en/of heftiger ziek te worden.
69 procent monsters verontreinigd
De contaminatie van biest in de melkkan was schrikwekkend hoog, ondanks de korte tijd die de biest in deze kan zit. Gemiddeld werden kiemgehalten waargenomen van meer dan 100.000 kiemen per milliliter colostrum. Zo’n bacteriesoep is eigenlijk niet meer geschikt om aan kalveren te voeren.
In de colostrale melk werd de verontreiniging met coliforme kiemen gemeten. In 73 biestmonsters die steriel uit de uiers werd gewonnen, werden geen coliforme kiemen aangetoond. Nadat de biest van de monsters in de melkkannen was verzameld, was nog slechts 31 procent van de monsters vrij van coliforme kiemen. 69 procent van de monsters raakte dus gecontamineerd in de kan. Bij sommige monsters werden meer dan een miljoen kiemen per milliliter melk aangetoond. Kalveren die met zulke biest gevoerd worden krijgen vaker last van longproblemen en diarree.
Melkkan reinigen
Een makkelijke en praktisch toepasbare methode voor het verlagen van de kiemdruk in de biest, is na elk gebruik de kannen reinigen. Reinig de kannen met afwasmiddel, een zachte spons en heet water. Daardoor daalt het kiemgehalte sterk en blijft de kwaliteit van de biest van de melkkan op het niveau van de biestkwaliteit in de uier.
Vaak stijgt de kiemconcentratie vanaf de uier, via de melkkan en melktaxi of -emmer, tot aan de drinkemmer of -speen, binnen enkele minuten. Zo wordt kiemvrije biest zo een bacteriesoep met meer dan 100 miljoen kiemen per milliliter. Dat is te vermijden door simpele, maar consequente reiniging van de materialen.
200 gram meer groei per dag
Het verschil in hygiëne van colostrale melk uit zich in de groei van de kalveren in de eerste levensdagen. Het onderscheid was in het onderzoek zichtbaar bij kalveren die dezelfde hoeveelheid biest kregen op hetzelfde moment, maar van verschillende kwaliteit. Netgeboren kalveren die nagenoeg kiemvrije biest kregen, groeiden in de eerste 14 levensdagen 200 gram groei per dag meer dan kalveren die biest kregen met meer dan 100.000 kiemen per milliliter. Waar ligt het potentieel voor een goede biestverstrekking? Kalveren die biest krijgen met een uitstekende hygiëne hebben vanaf de eerste dag een goede ontwikkeling van het lichaamsgewicht. Voor de hoogste groeiwaarde is een zeer kalfvriendelijke management nodig. Hygiënische biest is daarbinnen een factor van groot belang.
De kalveren die het meest hygiënisch gevoerd zijn laten niet alleen in de eerste levensweken veel groei per dag zien. In het verdere verloop van de opfok zijn deze kalveren gezonder. Het positieve effect van een goed begin kan bij vrouwelijke dieren voortduren tot ze afkalven. Bij gezonde kalveren vindt namelijk in de eerste zes weken nog celvermeerdering plaats. Het effect daarvan doet zich gelden als de dieren het zwaarst belast worden, bijvoorbeeld bij de eerste afkalving of de lacatiestart.
Dr. Marc Boelhauve, Anne Thönnissen und Andreas Rienhoff (Vakhogeschool Zuidwestfalen D)
Uit het onderzoek bleek dat de concentratie immunoglobuline van het type G (IgG) in meer dan 85 procent van de onderzochte biestmonsters zeer goed was. Slechts 15 procent van de kalveren had echter voldoende immunoglobuline G in het bloedserum.
De kalveren voorzien van kwalitatief hoogwaardige biest is het begin van het opfokken van gezonde melkkoeien die een hoge productiecapaciteit hebben.
Vaak treden aanzienlijke verontreinigingen van de biestmelk op in de route van de uier naar het kalf.
Door het reinigen van de materialen die gebruikt worden bij de biestwinning, het opslaan, transporteren en het voeren van biest, is bacteriële vervuiling tegen te gaan.