Gezondheid | Magazine | Premium

Waarom blijven koeien gust?

Ontstekingen beïnvloeden de vruchtbaarheid enorm. Of de ontsteking optreedt in de baarmoeder, de uier, in de longen of aan de klauwen, lijkt hierbij geen rol te spelen.

Bij een kunstmatige inseminatie wordt in de regel 80 procent van de eicellen bevrucht. Eigenlijk zijn onze melkkoeien dus heel vruchtbaar. Als later op dracht wordt gescand, wordt het als een mooi resultaat gezien als 30 procent drachtig is. De helft van de drachten wordt binnen 40 dagen na de bevruchting weer afgebroken (figuur 1). Hoe komt dat? Door suboptimale omstandigheden in de baarmoeder? Door embryo’s die niet ver genoeg ontwikkeld zijn?

Figuur 1. Tot 50 procent van de drachten eindigt vroegtijdig. 50 tot 60 procent van bevruchte eicellen sterft binnen 40 dagen na de inseminatie.

Zeker lijkt te zijn dat het nauw samenhangt met ontstekingsprocessen in de baarmoeder. Zo komen er baarmoederproblemen voor die zijn veroorzaakt door bijvoorbeeld onvolledige nageboorte en metritis. Dat geldt voor ongeveer een kwart van de verse koeien in de eerste 30 lactatiedagen. Melkkoeien worden in de regel echter pas voor het eerst geïnsemineerd als ze 50 tot 60 dagen in lactatie zijn (vrijwillige wachttijd). De ontsteking in het voortplantingssysteem is dan al enkele weken achter de rug. Zijn dan überhaupt nog effecten zichtbaar van doorgemaakte ontstekingen? Ja, en deze mogen niet onderschat worden, blijkt uit recent onderzoek.

BCS speelt grote rol

Reproductie-experts van de universiteit van Wisconsin onderzochten de samenhang tussen ontstekingsprocessen en de vruchtbaarheid van melkkoeien. Ze vonden interessante verbanden:

  • Ontstekingen, onafhankelijk van welke oorsprong, hebben geen invloed op de tocht of de tochtintensiteit en ook niet op de eisprong. De slechtere vruchtbaarheid van koeien met ontstekingen kan dus alleen komen door verhoogd uitstoten van embryo’s of minder goede bevruchting van de eicellen.
  • Koeien die voor de inseminatie ziek worden, hebben minder vaak kwalitatief hoogwaardige embryonale celdeling. Dat leidt tot vaker afsterven van de zygote (bevruchte eicellen). Het betreft minstens een derde van de nieuwmelkte koeien.
  • Koeien die in het lactatiebegin ziek worden, zijn vaker niet-cyclisch. Hetzelfde geldt voor dieren met een lage BCS. Beide factoren verkleinen de kans op dracht (zie figuur 1 en 2).
Figuur 2. Invloed van de BCS op het percentage geslaagde inseminaties. Een lagere BCS verkleint duidelijk de waarschijnlijkheid dat een geïnsemineerde koe drachtig wordt.
Figuur 3. Ontstekingshaard speelt geen rol. Zo’n 80 procent van de eicellen wordt bevrucht bij de inseminatie. Als bij de drachtscan 30 procent dragend blijkt, wordt van goed resultaat gesproken.

Iedere ontsteking geeft problemen

Het lijkt geen rol te spelen waar in de koe een ontsteking optreedt. Het lijkt dan ook niets uit te maken of de baarmoeder, de uier, de longen of de klauwen ontstoken zijn. Alle ontstekingen beïnvloeden de vruchtbaarheid. Zo is ook te verklaren dat koeien die net zijn genezen van bijvoorbeeld klinische uierontsteking slechter dragend worden.

Heeft een dier meerdere ontstekingen tegelijkertijd of direct na elkaar, dan kunnen de negatieve effecten zich opstapelen (zie figuur 2). Terwijl het risico op een vroege embryonale sterfte verdubbelt door de aanwezigheid van een ontsteking, verdriedubbelt dit risico bij twee of meer ontstekingen. Koeien die meermaals in het begin van de lactatie ziek worden, hebben zo’n 60 procent minder kans om drachtig te worden na de eerste inseminatie. De verklaring dat een ontsteking van de baarmoeder evenveel invloed heeft op de vruchtbaarheid als een ontsteking van een ander orgaan, is vermoedelijk dat niet alleen (cel)weefsels in de baarmoeder beschadigd raken, maar weefels in het hele organisme.

Ontstekingen werken door

Achtergrond: tijdens een ziekte worden van beschadigde weefseleiwitten zogenoemde ontstekingsmediatoren gemaakt en vrijgegeven. Deze alarmmelders hebben als taak immuuncellen te prikkelen om zich naar het beschadigde weefsel te verplaatsen en stimuleren de migratie via het bloed. Bovendien peppen ze het immuunsysteem op, het krijgt een soort boost. Ook voorkomen deze ontstekinsmediatoren de secretie van de vruchtbaarheidshormonen GnRH en LH. Deze hormonen zijn nodig voor de ontwikkeling van eicellen en het embryo.

De meeste ontstekingsziektes (ongeveer 75 procent) treden op in de eerste drie lactatieweken na de afkalving. Tegen het moment van de eerste inseminatie (na 50 tot 60 lactatiedagen) is de uitbraak van de ontsteking dan al enkele weken achter de rug. Het is dus onwaarschijnlijk dat de onstekingsmediatoren op het moment van de eerste inseminatie nog in zo’n hoge concentratie aanwezig zijn dat ze de hormoonhuishouding in de war brengen. Hoe kunnen deze mediatoren dan verantwoordelijk zijn voor de slechte vruchtbaarheid?

Om dit uit te zoeken hebben de reproductiespecialisten van de universiteit van Wisconsin de invloed van ontstekingen buiten de baarmoeder onderzocht. In de studie werd onderscheid gemaakt tussen ontstekingen die zich al voor de inseminatie voordeden en ontstekingen die pas op z’n vroegst 42 dagen na de inseminatie optraden.

In het tweede geval (42 dagen na de KI) was het embryo al ontwikkeld en ingesteld in de baarmoeder voordat de ontsteking optrad. Het bleek dat een ontsteking – ongeacht wanneer deze optrad – de kans op een succesvolle dracht met meer dan 40 procent verkleinde. De onderzoekers vermoeden dat door de ontsteking het baarmoedermilieu dermate beschadigd was, dat een embryo er niet goed genoeg verzorgd kon worden en in groei achterbleef, waardoor embryonale sterfte optrad.

Deze hypothese werd in een vervolgstudie bevestigd. Bij 148 koeien werd via embryotransplantatie een embryo geplaatst. Hoewel dat gezonde embryo’s waren, werden dezelfde negatieve effecten op de vruchtbaarheid waargenomen (hetzelfde lage drachtpercentage en een hoog percentage embryonale sterfte).

Hoge voeropname is wondermiddel

Nieuwere onderzoeksresultaten laten op indrukwekkende wijze zien dat het voorkómen van ontstekingen – niet enkel in de baarmoeder – de beste verzekering is voor goede vruchtbaarheid. Ziektes (ontstekingen) in het lactatiebegin zijn al in de droogstandsfase te voorkomen, onder meer door een optimale conditionering van de koeien. Let op: grotere lichaamsconditieverliezen (> 1 BCS-punt) in de eerste lactatieweken werken vruchtbaarheidsproblemen in de hand. Hetzelfde geldt voor koeien die te mager zijn (BCS < 3 bij de inseminatie). Wat de oorzaak van deze effecten is, is nog niet helemaal duidelijk.

Wat goede vruchtbaarheid ook in de weg staat is een negatieve energiebalans in de lactatiestart. Deze zorgt namelijk voor de immuunsuppressie. Daarbij komt dat ontstekingen in het lichaam tot wel 1 kilo glucose aan het lichaam kunnen onttrekken. Deze energie heeft de koe die al in de negatieve energiebalans zit vervolgens niet beschikbaar om het immuunsysteem op peil te houden.

Al met al moet de drogestopfopname in de transitiefase zo hoog mogelijk gehouden worden. Een te hoog energieaanbod is niet mogelijk in deze fase. In de laatste weken voor afkalving zouden gemiddelde drogestofopnames van 13 tot 14 kilo per dag gerealiseerd moeten worden. In de laatste week voor afkalving meer dan 12 kilo. Is de drogestofopname lager, speur dan de oorzaken op en neem ze weg. Koeien die weinig voer opnemen voor de afkalving zijn risicodieren. In de periode kort voor en na de afkalving moeten zij intensiever gemonitord worden en indien nodig behandeld worden.

Ontstekingen kunnen worden voorkomen als koeien voldoende vitaminen opnemen, met name vitamine E (minimaal 1.000 milligram per koe per dag). Voldoende vitamine E kan helpen bij het stabiliseren van het afweersysteem dat na de afkalving onder druk staat. Vitamine E minimaliseert de oxidatieve stress.

Oxidatieve stress verzwakt het immuunsysteem verder en verhoogt de vatbaarheid voor ziektes. Ook bepaalde gistproducten helpen om ontstekingprocessen te remmen en het immuunsysteem te stabiliseren. Sinds kort zijn er voedingssupplementen op de markt die een immunomodulatorische werking hebben (onder andere OmniGen AF, Vi-COR, NutriTek, DiaMune Se). De werkzaamheid van deze producten is gebaseerd op zogenoemde epigenetica. dat betekent dat de opgeslagen informatie in bepaalde cellen niet als zondanig aan dochtercellen wordt doorgegeven.

Omega 3 en NSAID

Canadese wetenschappers ontdekten dat de vruchtbaarheid geoptimaliseerd kan worden als in het rantsoen de verhouding van omega 6- tot omega 3-vetzuren wordt verschoven ten gunste van omega 3-vetzuren. Deze vetzuren werken ontstekingsremmend en resulteren in minder vroege abortussen. Met geperst lijnzaad is het rantsoen met omega 3-vetzuren te verrijken. Ontstekingen in het koeienlichaam zijn nooit volledig te voorkomen, zeker niet in de lactatiestart. Wel is de ernst van een ontsteking te verminderen met ontstekingsremmers (NSAID’s).

In ’t kort

  • Een ontsteking verkleint de kans op een succesvolle dracht met meer dan 40 procent, onafhankelijk van het moment van de ontsteking.
  • Heeft een koe meerdere ziektes tegelijk of direct na elkaar, dan stapelen de negatieve effecten op de vruchtbaarheid zich op.
  • Het voorkómen van ontstekingen is de beste verzekering tegen slechte vruchtbaarheid.
  • Een hoge voeropname in de transitie is het beste middel tegen ontstekingen. Met ontstekingsremmers (NSAID’s) is de ernst van ontstekingen te remmen.

Tekst: Gregor Veauthier

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Elite Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?