De dieren goed in de gaten houden en strategisch te werk gaan, zijn de beste hulpmiddelen om bij zwaargeboorten het juiste te doen en stress bij dier en mens te voorkomen.
Op goed gemanagede bedrijven is weinig hulp bij afkalvingen nodig. Om weinig afkalfhulp te hoeven verlenen, kan van tevoren veel worden gedaan. Maar als het toch voorkomt dat je er ‘s nachts alleen voorstaat en moet helpen bij het afkalven, is het goed om een protocol te hebben. In dit artikel bespreken we het management van systematisch georganiseerde hulp bij verlossingen.
Bij de hoofdfoto: Hoogdrachtige vaarzen en koeien moeten in de periode voor en tijdens de afkalving continu in de gaten worden gehouden om afkalfproblemen in een vroeg stadium te kunnen herkennen.
1. Risicodieren identificeren
Verloskundige hulp begint al voor het afkalven. De risicodieren moeten namelijk eerst geïdentificeerd worden, en vervolgens goed worden gemonitord. Voorbeelden van risicodieren:
- Vaarzen die bij het afkalven jonger dan 22 maanden zijn. Hun lichaam is dan nog te klein en het risico op een zware verlossing is zeer groot. Na de groeispurt in de eerste zes levensmaanden is het een kwestie van geduld hebben. De koeien mogen in het tweede halfjaar dagelijks maar maximaal 800 gram groeien en daarna 700 gram per dag, tot de pink voor de eerste keer kan worden geïnsemineerd bij een gewicht van minstens 400 kg, zonder een te hoog vetpercentage.
- Vaarzen zijn bij het afkalven onervaren en daardoor sneller gestrest.
- Ook voor oudere vaarzen (leeftijd >26 maanden) en vette vaarzen (BCS >3,75 bestaat het risico op een zware verlossing en een hogere kans op doodgeboorte.
- Bij koeien die overgeconditioneerd zijn, neemt het risico op vastligging door een gebrek aan calcium toe. Terwijl hoogproductieve koeien, met 50 tot 60 kg melk per dag, bij de inseminatie (vanaf dag 42) een groter risico lopen op te vroeg afkalven, neemt het risico op vervetting aan het eind van de lactatie significant toe voor koeien met een melkproductie van minder dan 30 kg aan het begin van de dracht. Een belangrijke maatregel om deze risico’s te beperken is het regelmatig monitoren van de lichaamsconditie van de koeien. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van visuele of automatische systemen (camera’s bij selectiepoorten) om de BCS te bepalen. Als alternatief kan met behulp van scanapparatuur de rugvetdikte worden gemeten. Of de dieren kunnen, heel eenvoudig, regelmatig worden gewogen.

2. Dichtbij het koppel en hygiënisch
Een koe heeft 12 tot 16 vierkante meter ruimte nodig om zonder stress te kunnen afkalven. Een stevige rubberen mat of voldoende strooisel zorgt ervoor dat de koe makkelijk kan gaan liggen en op kan staan. De strooiseldikte op rubberen matten kan aanzienlijk worden verminderd, wat de hygiëne ten goede komt. Als de koe mag kiezen, heeft ze overigens liever strooisel. Het is belangrijk dat de koe haar koppel kan zien, maar ook dat ze de mogelijkheid heeft zich terug te trekken. Dat is te realiseren door enkele afkalfboxen in of vlakbij de afdeling met droge koeien te plaatsen. Hoe minder de drachtige koe, en vooral de eerstekalfskoe, van groep wisselt, hoe minder stress ze zal ervaren. Afkalfboxen moeten na iedere afkalving worden gereinigd en gedesinfecteerd. In diepstrooiselboxen moet de mest zo goed mogelijk worden verwijderd, waarna kalk en vers strooisel moet worden bijgestrooid. ‘Just-in time-afkalven’ is alleen mogelijk als de afkalvende koe om de 20 tot 30 minuten kan worden gemonitord. Als er dan duidelijke tekenen zijn, kan de koe worden verplaatst, en direct na het afkalven kan ze opnieuw worden verplaatst. Door de korte tijd in de afkalfbox is de stress door het verplaatsen en afkalven minder en dat heeft een positief effect op de gezondheid van zowel koe als kalf. Afkalfboxen mogen nooit als ziekenbox worden gebruikt.
3. Tekenen herkennen
Het is belangrijk dat de koeien op het juiste moment worden verplaatst, omdat bij een te vroege verplaatsing de afkalfbox onnodig bezet is en wordt vervuild. Uit onderzoeken is gebleken dat de drachtige koe het best vlak voor het afkalven naar een aangrenzende individuele box kan worden verplaatst. De eerste tekenen van de beginnende bevalling, zijn het verslappen van de bekkenbanden, een rode, gezwollen schaamstreek, het laten schieten van de melk en zichtbaar slijm rond de schaamstreek. Als de koeien alleen staan, laten ze minder duidelijk zien dat ze gaan afkalven. In een groep zijn de signalen veel duidelijker. Een aantal duidelijke signalen dat het bijna zo ver is zijn: de staart staat ver van het lijf af (weeën); de waterblaas is zichtbaar; onrust (koe staat op en gaat weer liggen).
4. Zwakke punten analyseren
Steeds vaker zie je in of bij de afkalfbox documenten met informatie over het afkalfverloop. Dat is vooral handig op bedrijven waar meerdere mede werkers verantwoordelijk zijn voor het monitoren en begeleiden van de afkalvingen, zodat iedereen beschikt over alle belangrijke informatie. Ook voor bedrijven met één medewerker kan het nuttig zijn om tijden en bijzonderheden te registreren.
Registreer het afkalfverloop en het resultaat. Noteer wanneer de geboorte begint, wanneer de vruchtvliezen breken et cetera. Op die manier weet iedereen, ook bij een eventuele ploegwisseling, hoe de situatie is.
Als er veel gevallen van doodgeboorten zijn, kan in de documentatie later naar de zwakke punten worden gezocht.
5. Als de afkalving begint
Wat moet er gebeuren als de koe duidelijke signalen afgeeft dat ze gaat afkalven? Als eerste moet worden gecontroleerd of het moment wel overeen komt met de datum waarop de koe uitgerekend is. Als de koe tot een risicogroep behoort, moeten er voorbereidingen worden getroffen om te helpen bij het afkalven. Zorg dat je een goedwerkende veeverlosser met een gedesinfecteerde ketting of gedesinfecteerd veeverlostouw en een materiaalkist bij de hand hebt. Dit heb je nodig:
- Koehalster
- Jodiumzeep, twee emmers
- Glijmiddel, schone rubberen schort
- Lange en korte wegwerphandschoenen
- Medicatie voor stimulering van de ontsluiting
- Twee korte, schone veeverlostouwen
- Twee lange touwen (halstertouwen)
- Trechter en slang van 50 cm (vruchtwater)
- Ademhalingsstimulans (Doxapram)
- Jodium om de navel te desinfecteren
- Klem, schaar
6. Ingrijpen of nog wachten?
Na het breken van de vruchtblaas moet de koe elke 15 tot 20 minuten worden gecontroleerd. Binnen twee uur zal de afkalving beginnen. Een verloskundig onderzoek is op dat moment nog niet nodig, dat zou de koe alleen maar onrustig maken, wat een negatieve invloed op het afkalfproces heeft. Onderzoek is nodig als:
- de bevalling uitblijft
- de koe onnatuurlijke rusteloosheid en pijn heeft
- er maar één klauwtje zichtbaar is
- de kop en de poten van het kalf op gelijke hoogte liggen.
7. Voelen wat in de koe zit
Als er billijke redenen zijn om de koe te onderzoeken, is het verstandig om haar eerst met een halster aan het voerhek vast te zetten. Het touw moet snel los te maken zijn in het geval de koe wil gaan liggen. Reinig vervolgens het schedegebied van de koe grondig met water en jodiumzeep. Als de staart wordt vastgebonden, blijft het schedegebied schoon. De medewerker die de geboorte begeleidt draagt een schone, afwasbare, rubberen schort. Handen en armen worden door een paar lange en een paar korte handschoenen (betere grip) beschermd tegen allergenen of geïnfecteerd vruchtwater. Wees bij het onderzoek niet zuinig met glijmiddel. Hoe meer er gebruikt wordt, hoe beter het geboortekanaal en het kalf worden beschermd. Maar het helpt ook de ligging beter te bepalen. De volgende punten kunnen worden gecontroleerd:
- Is het kalf bereikbaar via de schede? Is de baarmoeder (gedeeltelijk) naar voren gekanteld?
- Is de baarmoedermond open of deels gesloten?
- Ligging: is de kop van het kalf aan de voorkant of aan de achterkant?
- Positie: is de rug van het kalf aan de boven- of aan de onderkant?
- Houding: zijn de poten gestrekt of gebogen?
Dit onderzoek moet nauwkeurig worden uitgevoerd, zodat er een exacte diagnose van de ligging van het kalf kan worden gesteld. Alleen dan kunnen alle nodige maatregelen voor goede geboortehulp worden genomen.
8. Gaat het eruit?
Ook als het geboortekanaal open is en het kalf met gestrekte poten richting de baarmoedermond ligt, kan het nog gebeuren dat het kalf er niet uit kan. Dat kan het geval zijn als het bekken van de koe te smal is of als het kalf te groot is. Een veeverlosser kan hier uitkomst bieden. Als het kalf met de voorpoten richting de baarmoedermond ligt, plaatst je je hand onder de knie van de voorpoot. Als het kalf andersom ligt, zou je de knie van de achterpoot eenvoudig moeten kunnen bereiken. Als dat lukt, kan het kalf eenvoudig worden verlost met behulp van een veeverlosser.

9. Met maximaal 100 kg kracht
Wanneer trekken?
- De vruchtblaas van de koe is één tot twee uur eerder gebroken en de bevalling is nog niet begonnen
- Vaarzen twee tot drie uur (verlossing: achterpoten)
- Maximale ontsluiting
- Kalf ligt met poten naar voren of achteren, koe ligt
- Rug van het kalf boven
- Gestrekte houding van kop en poten
- Verlosketting of -touw
- Bovenzijde van de kootgewrichten (ventraal)
- Zorg voor bescherming van de dam (perineum)
Trek het kalf eerst van onder naar boven in het bekken. In het begin moet er voorzichtig met maximaal 50 kg (= 1 persoon) met tussenpozen worden getrokken. Als de neus buiten is, kan de veeverlosser worden aangebracht en kan er bij elke wee met 100 kg worden getrokken. Moderne veeverlossers hebben een beugel voor om de zitbeenknobbels en een instelbare krachtbegrenzer. Sommige verlossers hebben zelfs een derde haak voor de kop. Het is het best als de koe ligt tijdens de verlossing, omdat de bekkenring dan 10 procent groter is waardoor 30 procent minder trekkracht nodig is. Als de borst van het kalf eruit is, moet vervolgens richting het spronggewricht naar onderen worden getrokken.


10. Zijn er nog meer kalveren?
Na elke geboorte (met of zonder hulp) is het belangrijk om een gynaecologisch na-onderzoek te doen, om te controleren of er nog een kalf is en of de baarmoeder intact is gebleven. Na zware verlossingen kan een pijnstiller geven raadzaam zijn, zodat de koe zich snel weer goed voelt en genoeg voer opneemt. Dat helpt bij het voorkomen van stofwisselingsproblemen. De beste ondersteuning bij een geboorte is nog altijd geen ondersteuning. Dat is te bereiken met goede preventiemaatregelen. Daartoe behoren onder meer een goed rantsoen en goed management, een volledige documentatie, training van de verlossers en het eenvoudigweg voorhanden zijn van schone en geschikte materialen voor de verlossingen. Ook kan het zinvol zijn om een protocol te schrijven met hoe en wanneer de koeien moeten worden onderzocht en waaraan moet worden gedacht bij het helpen met de geboorte en de zorg erna.
De informatie en de foto’s in dit artikel zijn afkomstig van het verloskundig seminar van het Onderwijsen onderzoeksbedrijf Köllitsch in Sachsen (D).
In ’t kort
- Te jonge vaarzen en te vette koeien vooraf als risicodieren aanmerken.
- De samenhang van onzekere geboortetekenen duidt de naderende afkalving aan.
- Een koffer of kist met alle nodige hulpmiddelen en spullen voor de eerste verzorging moet altijd voor het grijpen staan in de buurt van de afkalfbox.
- Na knappen van de vruchtblaas elk kwartier kijken.
- Bij het vooronderzoek letten op de grootte van het elleboog- of kniegewricht helpt bij het inschatten van de grootte van het kalf.
- Mechanische geboortehulpen mogen met niet meer dan 100 kg trekkracht worden gebruikt.
Tekst: Dr. Ilka Steinhöfel, proefbedrijf Köllitsch (D), Marion Weerda