De melkproductie in China bereikt haar grenzen. Het is te duur en daarmee nauwelijks concurrerend. Hier kan het Westen van profiteren.
In de metropolen van China drinken steeds meer jonge mensen thee met scheutje melk. In de afgelopen twee jaar is het steeds populairder geworden om thee met melk te drinken, in sommige sociale netwerken wordt het zelfs een toverdrank genoemd die een goed leven geeft. Het is dan ook geen wonder dat China’s honger naar melk nog steeds gestaag toe neemt. Marktexperts voorspellen dat deze trend zich in de toekomst blijft doorzetten. Daarbij eet de groeiende, welvarende middenklasse graag goed en geeft jaarlijks veel geld uit aan voeding. Westerse producten worden gezien als een teken van persoonlijke welvaart.
Maar voor de stijgende inkomens is niet alleen “meer” melk belangrijk, de melk moet ook “goed” zijn. De veiligheid van zuivelproducten is heel belangrijk voor de Chinese consument. Hoogwaardig en gezond voedsel met extra voordelen is een belangrijke trend op de Chinese markt. Op veel productverpakkingen staan bijvoorbeeld barcodes die met de telefoon gescand kunnen worden. Hiermee kunnen de consumenten bijvoorbeeld zien waar het product vandaan komt. Ook Europese zuivelfabrieken profiteren hiervan, want sinds het melamineschandaal twaalf jaar geleden vertrouwen veel Chinezen niet meer op binnenlandse merken. In 2008 werd Chinees melkpoeder besmet met melamine. Baby’s die de melk kregen lijden nog steeds aan ernstige nierschade.
China is slecht 60 procent zelfvoorzienend
Het enorme land kan op dit moment in 60 procent van de eigen vraag voorzien. Voor de andere 40 procent zuigt het de andere melkmarkten leeg. Marktanalyse’s voorspellen dat de vraag jaarlijks 1.5 procent zal blijven stijgen. Op dit moment zijn de belangrijkste leveranciers de EU en Nieuw-Zeeland. Die zullen echter nauwelijks in staat zijn om in deze vraag te blijven voorzien. De overheid probeert daarom de melkproductie te stimuleren. Concurrentie en prijsstelling werden aan de marktkrachten overgelaten en particuliere investeerders werden het land binnengelaten. Het gehoopte succes is tot dusver uitgebleven, aangezien de melkproductie sinds 2008 min of meet is gestagneerd op bijna 31 miljoen ton melk.
China is afhankelijk van import

Blauwdruk uit Amerika
Hoewel de Chinese economie zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld tot economische grootmacht – met name door het kopiëren en aanpassen van beproefde producten, technologieën en bedrijfsmodellen uit westerse economieën- is China er niet in geslaagd een goede melkveesector op te bouwen. In Peking gelooft men nog steeds dat het technologieoverdrachtsmodel ook kan worden toegepast op de zuivelindustrie, maar deze technische mensen hebben het mis. Steeds meer melkveebedrijven worden opgebouwd volgens een industrieel model dat letterlijk gekopieerd is vanuit Amerika of Israël. Maar bij een melkveebedrijf is dit toch wat moeilijker dan bij een machinefabriek.
Gevoel voor koeien mist bij de Chinezen
Hoewel moderne systemen die zijn ontworpen voor enkele duizenden koeien in no-time zijn opgezet, het beheer ervan kan niet vanachter de tekentafel gepland worden. Het gevoel en de passie voor koeien houden is niet in een paar dagen aangeleerd. Als het melkveebedrijf staat en de experts uit het buitenland zijn vertrokken lopen de bedrijven niet meer goed. Met name op het gebied van fokkerij en diergezondheid ontbreekt het aan deskundigheid. Dierziekten zoals brucellose en tuberculose verspreiding zich telkens opnieuw waardoor hele koppels koeien moeten worden “opgeruimd”. Jaarlijks worden tot 100.000 vaarzen uit Australië en Nieuw-Zeeland over de oceaan naar China verscheept om de stallen aan te vullen. En dat kost geld. Zelfs op grote melkveebedrijven met enkele duizenden koeien kan de kostprijs alsnog 60 tot 70 cent bedragen. Dat is ongeveer twee keer zoveel als in Europa. Met een melkprijs van 50 tot 55 cent is melk produceren niet meer rendabel. Beleggers zijn dan ook terughoudend.
Ruwvoer uit Amerika
De grootste kostenpost voor de Chinese melkveebedrijven is veevoer. Het is verbazingwekkend dat de Chinese melkveebedrijven zelf onvoldoende in staat zijn om het benodigde (ruw)voer te verbouwen. De teelt van gras en mais is in opkomst, maar je vindt zelden kuilvoer van hoge kwaliteit. Daarom bestaan de rantsoenen voornamelijk uit luzerne hooi en krachtvoer. De luzerne wordt vanuit Amerika geïmporteerd, jaarlijks tussen de 1.4 en 1.5 miljoen ton. De voerkosten bedragen gemiddelde 47 cent per kg melk, terwijl de melkprijs 53 cent is.
Uitbreiding van de melkproductie wordt afgeremd door milieuregelgeving die sinds 2016 geldt en nieuwe kwaliteitsborgingssystemen. Veel melkveebedrijven zijn vanwege de nieuwe regelgeving gestopt met melken omdat ze niet meer aan de eisen kunnen voldoen. Het aantal melkveebedrijven is sinds 2006 afgenomen van 2.6 miljoen naar 1.6 miljoen bedrijven in 2018.
Bijna 1 miljoen Chinese melkveebedrijven zijn sinds 2008 gestopt
Slechts 50 procent van de Chinese melkveebedrijven heeft grond
Een verdere groei van de melkveesector zal waarschijnlijk “mislukken” door ruimtegebrek. Meer dan de helft (53 procent) van de melkveebedrijven heeft op dit moment geen eigen grond. Daarnaast ontstaat nu ook discussie over hoe de drijfmest afgevoerd moet worden. De Chinese melkveebedrijven hebben namelijk nooit geïnvesteerd in mestopslag. De Chinese bevolking is zich steeds meer bewust van het milieu en zal daarmee ook vragen om een betere opslag en verwerking van mest. In Peking lijkt het ambitieuze doel om voor 2025 een jaarlijkse productie van 45 miljoen ton melk te produceren binnen hand bereik. Daarom worden nu grotere melkveebedrijven gepromoot. De regering heeft vier miljard yuan (525 miljoen euro) uitgetrokken voor het industrialiseren van de melkveesector.
230 melkkoeien op 26 locaties
Het beursgenoteerde melkveebedrijf Modern Dairy dient als het Chinese voorbeeldbedrijf. Het bedrijf heeft in totaal 230.000 melkkoeien op 26 locaties. Modern Dairy produceert per dag 3.300 ton melk die ze zelf verwerkt. Wat bij megafarms vaak wordt onderschat, is dat zelfs 10.000 koeien niet standaard hoeft te betekenen dat het bedrijf rendabel is. Grote bedrijven krijg een aanzienlijk hogere melkprijs, maar uiteindelijk zijn de productiekosten ook hoger. Daarnaast is werken op een melkveebedrijf niet hetzelfde als werken in de industrie. Veel grote melkveebedrijven klagen over een tekort aan geschoold personeel.
Peking heeft de lokale autoriteiten nu opgedragen subsidies te verstrekken voor agrarisch onderwijs en opleidingen. Naar verluidt is hier twee miljard yuan voor uitgetrokken. Ook internationale zuivelconcerns zoals Arla en Nestle profiteren van deze fondsen. Beiden hebben namelijk trainingscentra opgezet in China. Nestle heeft zelfs een eigen vakacademie opgezet voor 20 miljoen euro. Enkele van de grote melkveebedrijven in China zijn hierop aangesloten. Experts van over de hele wereld zorgen voor de overdracht van kennis en leiden jaarlijks 700 melkveemedewerkers op.

Fonterra vertrouwt op haar eigen melkveebedrijven in China
Andere bedrijven, zoals de Nieuw-Zeelandse zuivelgigant Fonterra, hebben daarentegen zelf drie complete melkveebedrijven opgezet waarin “zuivelprofessionals” worden opgeleid. In elk van de drie melkveebedrijven worden 16.000 tot 19.000 koeien gemolken. De buitenlandse zuivelconcerns zien de investeringen in opleiding en bijscholing als een soort verzekering. Zelfs in het geval van een handelsoorlog zal Peking het zich niet kunnen veroorloven de deur te wijzen naar de grote zuivelconcerns. De Chinese zuivelindustrie is gebouwd op kennis uit het westen, en dit zal niet snel veranderen.
Tekst en foto’s: Gregor Veauthier