Duurzaam produceren en ondernemen betekent het bedrijf klaarstomen voor de toekomst. Daarbij gaat het niet alleen om milieu, maar ook om een economisch gezonde ontwikkeling van het bedrijf.
Duurzaam ondernemen betekent toekomstbestendig ondernemen: het eigen bedrijf zo inrichten dat de volgende generatie succesvol koeien kan melken. Maar gelden voor elk bedrijf dezelfde duurzaamheidscriteria? Enkele criteria wel, zoals een hoge mate van dierenwelzijn en de reductie van antibioticagebruik. Andere criteria moeten bedrijfsindividueel worden afgewogen. Een voorbeeld: sociale duurzaamheid is belangrijk voor de zuivel en voor het bedrijf zelf om een binding met de consumenten in de regio te ontwikkelen. Het openstellen van de stal past echter niet bij elk bedrijf. Sommige melkveehouders zien dat ook vanwege de arbeidsfilm niet als een optie. In beginsel zijn er vier gebieden waarover melkveehouders moeten nadenken (figuur 1): economie, ecologie, dierenwelzijn en sociaal.
Bij de hoofdfoto: Op naar de toekomst. Duurzaam management van het bedrijf betekent niet alleen focussen op de ecologische aspecten. Ook de sociale en economische aspecten behoren tot een duurzame bedrijfsvoering.
Rentabiliteit en liquiditeit
Voor economische duurzaamheid telt naast de rentabiliteit ook de liquiditeit en stabiliteit. Vooral in tijden van lage melkprijzen. Liquiditeit en rentabiliteit laten zich alleen op lange termijn veilig stellen als de getallen (liquiditeitsplanning) op tafel liggen, actueel zijn en als wordt tegengestuurd zodra het niet zoals gepland loopt. Daarnaast hoort bij een duurzame economie het herkennen en beoordelen van risico’s voor de onderneming en wanneer mogelijk reduceren (risicomanagement). Dat kan bijvoorbeeld het afzekeren van de melkprijs zijn (vasteprijscontracten, warentermijnmarkt) om het risico van prijsvolatiliteit af te dekken.
Ook een hoge melkproductie per levensdag van de koe is belangrijk voor een stabiele financiële situatie op het bedrijf. Melkproductie is in de regel rendabel als levensdagproducties van 13 tot 16 kg worden gehaald.

Emissies en energieverbruik
Een criterium voor het onderdeel ecologie is de minimalisering van emissies (methaan, lachgas). Met behulp van een energiecheck en een daarmee samengaande reductie van het energieverbruik wordt niet alleen een bijdrage aan het milieu geleverd, ook de energiekosten dalen. Het mineralenmanagement is ook belangrijk. Regelmatige analyse van de bodem
en de mest die wordt aangewend behoort ook tot
de duurzaamheidsaspecten.
Natuurlijk gedrag
Op het gebied van dierenwelzijn behoort tot duurzaamheid dat kalveren, pinken en koeien hun natuurlijke gedrag kunnen uitoefenen. Daarbij horen ligboxen waarin koeien telkens weer probleemloos kunnen liggen en opstaan met natuurlijke lichaamshoudingen. Hoge kalversterfte duidt op diergezondheidsproblemen. Bovendien gaat dit samen met grote financiële verliezen voor het bedrijf. Voor een duurzame opfok is het belangrijk dat de kalversterfte tussen 1 en 14 dagen bekend is en dat voor deze groep een kalversterfte van minder dan 5 procent wordt nagestreefd. Ook doelmatige reductie van antibioticagebruik is een belangrijk duurzaamheidscriterium, en niet alleen omdat de consument antibioticagebruik afzweert. Ook vanuit economisch opzicht is een bescheidener gebruik logisch. Daarom moet dierindividueel worden beslist over antibioticagebruik (selectief droogzetten) en moet het doelgericht worden ingezet aan de Op naar de toekomst. Duurzaam management van het bedrijf betekent niet alleen focussen op de ecologische aspecten. Ook de sociale en hand van mastitissneltests of antibiogrammen.
Arbeidsbelasting
Een goede verhouding tussen werktijd en vrije tijd is belangrijk om op lange termijn arbeidsgeschiktheid, gezondheid, tevredenheid en motivatie te waarborgen (sociaal). Dus het kunnen opnemen van vrije dagen of vakantie is ook voor bedrijfshoofden duurzaam. Het streven moet zijn; eenmaal per jaar zes tot tien aaneengesloten vakantiedagen voor de bedrijfsleider en zijn of haar familie (bron: duurzaamheidsmodule melk).
Stand van zaken
Veel melkveehouders zijn er oprecht van overtuigd duurzaam melk te produceren. Helaas kunnen ze dat zelden met feiten hard maken in de discussie met de consument. Daarvoor worden programma’s aangeboden waarmee bedrijven hun eigen duurzaamheid kunnen beoordelen. Een van die programma’s is RISE (Response-Inducing Sustainability Evaluation, zie Elite 4, pagina 14). Ook bieden enkele zuivelconcerns aan de emissies van een bedrijf (CO2-voetafdruk) te meten. Arla Foods bijvoorbeeld met de klimaatcheck. Laagdrempeliger zijn projecten met financiering van bijvoorbeeld de provincie, zoals in Drenthe gebeurt binnen het project ‘Duurzame Melkveehouderij’ waarin zowel inspanningen als resultaten ook financieel beloond worden.
Tekst: Birte Ostermann-Palz, Wilbert Beerling
In ’t kort
- Buiten ecologie en klimaat behoren ook dierenwelzijn, rendement en gezonde arbeidsbelasting tot de duurzaamheidsaspecten.
- Soms worden duurzaamheidsscans en verduurzamingstrajecten via (RISE) of door (Arla Foods) zuivelondernemingen aangeboden. Dergelijke trajecten helpen de melkveehouder zicht te krijgen op duurzaamheidsaspecten en verbeterpunten van het eigen bedrijf.
- Alleen optimalisatie is niet voldoende om de productieketen van zuivel als volledig duurzaam te kunnen bestempelen. Daarvoor is meer innovatie nodig, bijvoorbeeld om voorhanden zijnde bronnen beter te kunnen benutten (zoals methaanemissie verminderen door voeding).
Green Deal: 20 procent minder meststoffen, 25 procent meer biologisch
De transitie naar een moderne, bronefficiënte en concurrentiekrachtige landbouw zal conform de wensen van de Europese Commissie worden ingezet. Door deze transitie zal:
- De landbouw in 2050 netto geen broeikasgassen meer uitstoten.
- De economische groei worden losgekoppeld van het brongebruik.Geen mens of regio in de steek gelaten worden.
- Met dit doel in het oog zullen diverse maatregelen worden doorgevoerd. Vooral de landbouw staat in de kijker bij de Green Deal. Concreet draait het, naast om versterkte bescherming van de soorten, om de strategie ‘farm to fork’ voor een milieuvriendelijkere productie van levensmiddelen. Tot 2030 zal daarom:
- Het gebruik van ‘chemische pesticiden’ met 50 procent verminderd moeten worden.
- Minstens 20 procent minder meststoffen gebruikt moeten worden. Het bemestingsoverschot aan fosfor en stikstof zal met 50 procent moeten verminderen.
- De broeikasgasemissie uit de landbouw verminderd worden.
- Een kwart van het landbouwareaal biologisch worden gebruikt en andere biodiversiteitsvriendelijke methoden zullen gesteund worden.
- 30 procent van de Europese gronden- en wateren worden getransformeerd tot natuurinclusief beschermd gebied.
- Dat zijn ambitieuze doelstellingen die zonder ingrijpende veranderingen van de landbouw amper zijn te bereiken. De goed klinkende voorstellen uit de strategieën voor biodiversiteit en ‘farm to fork’ zijn nog niet in het huishoudboekje voor de periode 2021 tot 2028 van de EU opgenomen. Lang niet alles is al duidelijk, ook de kosten niet die deze strategieën met zich meebrengen en die gefinancierd zullen moeten worden.