De systematiek achter de melkprijsberekening van zuivelondernemingen kan ertoe leiden dat hogere of juiste lagere gehalten economisch interessant zijn. De gehalten van de melk hebben enkele stelschroeven die je terugvindt in de fokkerij, maar vooral in de voeding. Elite zet ze op een rij.
Bij het ‘sleutelen’ aan gehalten is het belangrijkst dat veranderende vet- en eiwitwaarden niet ten koste gaan van de melkproductie en zeker niet van de diergezondheid.
Voedingstips algemeen
Schommelingen in de gehalten ontstaan onder meer door fouten in het voedingsmanagement. Geen overbezetting, constant voer op de voergang (ook ’s nachts) en een hoge mengnauwkeurigheid zijn belangrijk. Bovendien is bepalend of de koeien veel voer opnemen en niet selectief vreten aan het voerhek. Onderzoeken aan de universiteit Guelph in Canada duidden aan dat selecteren aan het voerhek een negatief effect heeft op het melkeiwitgehalte. Steeg het selecteren van grote voerdeeltjes met 10 procent, dan daalde het eiwitgehalte met 0,04 procent. In de praktijk blijkt dat sterk selectief vreten ook het melkvetgehalte negatief beïnvloedt.
Melkvet: Op vetzuren letten
Melkvet bestaat voor een groot deel uit vetzuren. In het voortraject van de melksynthese wordt onder andere azijnzuur uit de pens benut. Daarbij moet op de volgende punten gelet worden:
- Het aanbod van verteerbare NDF alsook een hoge voeropname zijn belangrijk voor de productie van azijnzuur.
- Voldoende aanbod van fysiek effectieve NDF. Wordt stro gevoerd, dan kan het melkeiwitgehalte eronder leiden. Voedermiddelen die zowel NDF als energie leveren zijn bijvoorbeeld witte klaver, perspulp en sojahullen.
- Een teveel aan snel verteerbare koolhydraten (zetmeel) kan het vetgehalte verlagen.
- Palmitinezuur C16:0 (onder andere voervet) kan de melksynthese bevorderen, maar vaak ten laste van de BCS. Hoge gehalten aan linolzuur (vers gras) kunnen het vetgehalte verlagen.
- Een duidelijke verhoging van het melkvetgehalte kan een negatief effect hebben op het melkeiwitgehalte.
Melkeiwit pushen
- Melkeiwit wordt gevormd uit in het bloed circulerende aminozuren. Deze zijn afkomstig uit het microbiële eiwit (pens), niet verteerd voereiwit en uit lichaamseiwit.
- Om een hoog melkeiwitgehalte te bereiken, moeten de ideale groeiomstandigheden in de pens heersen. Daarvoor is een uitgebalanceerde voeding met pensbeschikbare energie en stikstof nodig alsook een optimale pens-pH (6,5 tot 7,2). Of deze drie factoren goed zijn afgestemd lees je af aan het ureumgehalte (doel 150 tot 180 mg per liter melk).
- Zowel snel als ook langzaam beschikbaar komende energie aanbieden (bijvoorbeeld aan de hand van een CNCPS-rantsoencalculatie). Een verhoging van het energiegehalte (zetmeel) kan leiden tot een melkvetdepressie.
- Een energietekort moet zeker in de lactatiestart worden voorkomen (ketosepreventie).
- Opdat genoeg melkeiwit gevormd kan worden, moeten koeien van voldoende DVE worden voorzien.
Aminozuren voeren?
Voor een stijging van de productieparameters kan het bij hoogproductieve koeien lonend zijn (voeding en management moeten dan wel kloppen) aminozuren te voeren. In de regel worden pensbestendige methionine (eerst limiterend) en lysine gebruikt. In veel studies werd een positief effect gezien van de aminozuren op de productie alsook op het melkvet en melkeiwitgehalte. Vooral bij voeding met een eiwitgereduceerde voeding kan een kwaliteitsanalyse van het voereiwit leiden tot productievoordelen. Daarbij is wel belangrijk altijd eerst het rantsoen te berekenen (bijvoorbeeld met CNCPS-rantsoenberekeningsmodel).
Tekst Birte Ostermann-Palz in samenwerking met Jörn Rethmeier en Dr,. Jan Punsmann (Dierenartsenpraktijk Ottersberg, D.) en Christian Treichel Rantsoenadvies (Bakum, D.)