Aan mineralenmengsels worden koper (Cu), zink (Zn) en mangaan (Mn) toegevoegd. Deze sporenelementen zijn van levensbelang. De aard van de bron van de sporenelementen blijkt wel degelijk invloed te hebben op gezondheid en productie.
De sporenelementen koper (Cu), zink (Zn) en mangaan (Mn) in krachtvoer en mineralenmengsels stammen vaak uit anorganische bronnen (oxide, chloride, sulfaat en carbonaat) Organisch complexe sporenelementen zouden een hogere biologische beschikbaarheid in het voer bereiken. De soort chemische verbinding beïnvloedt de interactie tussen de metalen, micro-organismen en voedingsstoffen in de darm van de herkauwer.
Nederlandse wetenschappers beoordeelden de werking van verschillende sporenelementen met het oog op de schijnbare totale verteerbaarheid, de pensfermentatie en de melkproductie. Daarvoor werden 52 koeien gedurende 21 dagen met verschillende koper-, zink-, en mangaanbronnen gevoerd:
- 100 procent sulfaat
- 100 procent hydroxychloride
- 70 procent sulfaat, 30 procent chelaat
- 70 procent hydroxychloride, 30 procent chelaat
Per kg drogestof werd extra 15 milligram koper, 40 milligram zink en 20 milligram mangaan beschikbaar gesteld, zodat het totale aanbod op 19, 79 en 84 milligram koper, zink en mangaan per kg drogestof kwam. De koeien hadden ad libitum toegang tot een TMR met 15,3 procent ruw eiwit, 21,7 procent zetmeel en 35,3 procent NDF.
Resultaat
De bron van de sporenelementen beïnvloeden de verteerbaarheid en de melkproductie. Chelaat-sporenelementen reduceerden de totale verteerbaarheid van NDF met 0,8 procent en van ruw eiwit met 1 procent. Bij met hydroxychloride gevoerde koeien werd een lagere boterzuurconcentratie in de pens gemeten. Hydroxychloride verhoogde in vergelijking met sulfaat de dagelijkse hoeveelheid voor vet- en eiwit gecorrigeerde melk en melkvet met een kg, respectievelijk 51 gram.
Tekst: Theresa Hagemann – Foto: Christine Stöcker-Gamigliano – Bron: Daniel et al., 2020