Kostenverlaging staat in de schijnwerpers als de ruimte tussen inkomsten en uitgaven krap wordt. In goede tijden kan men leven met ‘wat extra kosten’. Juist daarom is tijdig handelen belangrijk.
Bij de hoofdfoto: Kosten verlagen moet iedereen. Daarmee wordt niet bedoeld om maar even op krachtvoer te besparen of minder kunstmest te strooien. Strategisch kosten verlagen betekent uitdagende, maar realistische doelen stellen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Foto: Steve Buisinne, Pixabay
Ook als het besparingspotentieel in de productie van melk tot het einde lijkt te zijn gebruikt, hoort het bij de bittere waarheid dat er geen alternatief is voor het voortdurend controleren van de productiekosten. Uit benchmarks blijkt dat de productie tussen bedrijven wel 12 cent uiteen kunnen lopen bij vergelijkbare veestapelgroottes (figuur 1). Daarom moet elk melkveebedrijf, of het nu gaat om een familiebedrijf met 80 koeien of een grootschalig bedrijf met 800 koeien, steeds weer de processen in de stal op de proef stellen.
Als het gaat om het uitgeven van geld, blijken mensen vaak zeer creatief te zijn. Gaat het om ‘besparen op de kosten’, dan is het aantal voorhanden zijnde ideeën vaak klein. Besparen is alleen daar zinvol waar besparingpotentieel voorhanden is. Deze posten zijn vaak niet zonder meer te herkennen. Een algemeen geldend ‘masterplan’ om kosten te verlagen bestaat derhalve ook niet. Of een kostenbesparing economisch zinvol is, moet de melkveehouder uiteindelijk zelf beslissen. Niettemin kunnen enkele suggesties de ‘jacht’ op kostendrijvers geen kwaad doen.
Geen ruimte voor taboes
Veelal wordt in de discussie over een kostendekkende melkproductie op de onvermijdelijke kosten gewezen die niet te veranderen zijn. Dat is echter een vergissing. In beginsel zijn alle kosten te beïnvloeden. Belangrijk daarbij is niets te omzeilen, geen taboes dus. Alle kostenposten horen op de weegschaal. Het meest zinvol is je eerst op de grote kostenposten (opfok/vervanging, voeding, arbeid) te richten. Een onderneming die het water al tot aan de hals heeft staan, moet aanzienlijk radicaler in de kosten hakken dan een bedrijf dat de kosten in de hand heeft. Een paar tips voor het aanstrepen met de rode stift:
Lage prijzen voor voer- en bedrijfsmiddelen uitonderhandelen is een van de belangrijkste opgaven voor elke onderneming. Dat kan bijvoorbeeld door langdurige overeenkomsten, afzekeren op de warentermijnmarkt of intensief de prijzen van meerdere fabrikanten vergelijken. Als je als bedrijf weinig nodig hebt van een bepaald goed, is het goed om na te denken over inkoopcollectieven.
Met gemiddeld 50 tot 65 procent zijn de toegerekende of directe kosten de grootste hap (voer, dierenarts, vervanging et cetera). Deze moeten dus zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Dus kort gezegd: het gaat erom met de voorhanden zijnde bronnen (voer, koeien, machines) meer melk te produceren. Vaak is in bijvoorbeeld de ruwvoerproductie nog lucht aan de bovenkant. Meer melk uit het ruwvoer betekent minder aankoop van krachtvoer of meer afgeleverde melk.
Figuur 1. Vaste kosten maken het verschil.

Vaste kosten niet uit je blik verliezen
Het enige verschil tussen de variabele en vaste kosten is dat de eerste zich duidelijk aan een veroorzaker (de koeien) liëren en parallel aan de hoeveelheid melk stijgen of (zouden moeten) dalen. De vaste kosten zijn star ten opzichte van de hoeveelheid melk. Zodoende is het hier zaak de kosten nog nauwkeuriger na te gaan.
In veel gevallen zijn het te hoge vaste kosten die een bedrijf in een moeilijk parket brengen. Argumenten dat de vaste kosten niet te beïnvloeden zijn, kunnen ook van tafel. Met ‘vast’ wordt uiteindelijk bedoeld dat de kosten niet veranderen in afhankelijkheid van de productie. Maar dan nog kan de absolute hoogte van vaste kosten worden verlaagd (figuur 2). Niet altijd direct, maar op (midden)lange termijn wel. Bijvoorbeeld als de oogst aan de loonwerker wordt overgelaten vanaf het moment dat in nieuwe machines geïnvesteerd moet worden. Kostenverlaging moet als een doorlopend proces gezien worden waaraan continu gewerkt moet worden.
De financiering behoort te zijn aangepast aan de daadwerkelijke kapitaalbehoefte. Het is economisch niet zinvol een kapitaalbehoefte voor de lange termijn te financieren uit telkens nieuwe kortlopende overbruggingskredieten. Vaak kan oversluiten helpen bij het verlagen van de kapitaalkosten.
Tekst: Gregor Veauthier