Magazine | Management | Premium | Reportage

Melk goedkoop de tank in

Eigenlijk wil Henk-Jan Eggink alleen brok aanvoeren, als aanvulling op een ruwvoerrantsoen met 100 procent gras en daaruit de hoogst mogelijke opbrengst halen met een verder gesloten kringloop.

Bij de hoofdfoto: “Alles wat op rubber het erf op komt, kost veel geld.” Mede daarom wil melkveehouder Henk-Jan Eggink (34) in het Achterhoekse Laren zijn inputs minimaliseren. De middelen die hij daarvoor wil inzetten, dragen bij aan het maatschapelijk verantwoord produceren van melk.

Bedrijfscijfers

  • Melkproductie (rjg 2020) 6.840 kg
  • Percentage vet 4,89
  • Percentage eiwit 3,58
  • Ureumgetal 17
  • Leeftijd melkkoeien 6.03
  • Afvoerleeftijd 6.01 (- 0,6, oorzaak ‘pech’ met enkele vaarzen)
  • Ruw eiwit krachtvoer: 157 gram per kg drogestof
  • Fosfor: 3,1 gram per kg drogestof
  • Voederwaarde rantsoen: 959 vem
  • Brok per 100 kg melk: 26 kg (incl. jongvee) 
 (+ 8 kg meer, oorzaak droogte)
  • Voerkosten totaal: 10 eurocent/kg melk
 (+ 6 eurocent, oorzaak droogte)

Het is rustig op het erf van Henk-Jan Eggink (34). Met zijn ouders en vrouw heeft hij een maatschap. Vanuit de robotruimte stapt hij het erf op, en heel even denkt hij: ‘welke afspraak stond ook alweer gepland?’. Eggink lijkt niet zo van de overvolle agenda’s en is niet van het stressen. “We maken even tijd”, zei hij in het voorafgaande telefoongesprek. Ondertussen is zijn vader met de bemesting voor de eerste snede in de weer. Die rijdt gestaag door. Zijn vader, Jan Eggink, was onder meer voorzitter van de raad van commissarissen bij ForFarmers. Hij was ook Koeien & Kansen-deelnemer en van de voorloper daarvan: Management Duurzame Veehouderijj. “Daardoor zijn we al heel lang bewust met mineralen bezig”, legt Henk-Jan uit. “Maar ook omdat we hier op de droge zandgronden al niet de luxe hebben van veel opneembare nutriënten in de bodem.” De bedrijfsvoering ligt nu bij Henk-Jan. Jan Eggink woont inmiddels in een pasgebouwde tweede bedrijfswoning. “Bijna alles aan de bouw hebben we zelf gedaan”, vertelt Henk-Jan. Momenteel volgt Henk-Jan de opleiding natuurondernemer aan Aeres Hogeschool Dronten. Na zijn middelbare landbouwschool volgde hij daar een eenjarige Associate Degree.

Bodem

Bij Eggink draait het steeds meer om de bodem. Vanaf 2022 wil hij enkel blijvend, kruidenrijk grasland telen. Dit jaar zaait hij nog 2,5 hectare mais, want hij heeft drogestof nodig als gevolg van de voorbije droge jaren. Het eenvoudige bouwplan ‘kruidenrijk grasland’ op zijn 57 hectare spreekt hem aan. “Bij een eenvoudige teelt horen eenvoudige machines”, benadrukt hij. Dat vindt Eggink belangrijk, hij wil geen zware machines op het land. De familie doet alles zelf en met lichte machines, dat houdt ook de kosten laag. De eigen mesttank met injecteur is een goed voorbeeld. “Er zitten zes wielen onder de trekker met tank en het gewicht is redelijk over die wielen verdeeld. Zwaardere machines komen niet op het land”, zet Eggink uiteen. Hij houdt als bovengrens 5 ton belasting per wiel aan. “Zwaarder is desastreus”, meent Eggink. Hij richt zijn machinepark in op eenvoud en lichtgewicht. Naast de niet al te grote mesttank is ook de getrokken 3 meter brede maaier een voorbeeld. “Die kan onze lichte driecilinder trekker met twee vingers in de neus aan, een gedragen maaier van 3 meter zou die trekker amper kunnen tillen”, licht Eggink zijn afweging verder toe.

Droogte

Zijn mest kan Eggink kwijt op eigen grond, maar grondgebonden is het bedrijf net niet.
68 procent van zijn eiwit kwam vorig jaar van eigen bodem, bleek uit de Kringloopwijzer, maar voor de drie droge zomerjaren was dat aandeel hoger. “Tot 85 procent”, benadrukt Eggink. Het streven is minimaal 75 procent met volledig kruidenrijk grasland. Naast de opbrengst van zijn eigen grond wil Eggink alleen maar goedkope brok aankopen, verder niets. De kleine kringloop noemt hij het. “Die moet rond zijn”, benoemt hij als een van zijn doelen. Verder wil hij onder de streep financieel genoeg overhouden en maatschappelijk verantwoord ondernemen. “De emissieverlaging met Agrimestmix draagt daaraan bij en dat geldt ook voor kruidenrijk grasland”, vindt hij. Eens per week sproeit hij met de gieter Agrimestmix over de roostervloeren in de stallen. “Het houdt de ammoniak in de mest door zuurstofhoudende omstandigheden in de mest te cre ë ren. De methode is helaas niet erkend.”
Eggink is van één zaak zeker: in de toekomst ontstaat nog veel meer gedoe over drie facetten: gewasbescherming, kunstmest en antibiotica. Zijn dierdagdosering is dankzij de robuuste no-nonsense koeien 1,5. Op zijn grasland gaat ongeveer 100 kg zuivere stikstof op dit moment. “Met klaver in het kruidenrijke grasland zullen we steeds meer atmosferische stikstof gaan binden, en kruiden overwoekeren onkruiden.” Eggink denkt met kruidenrijk grasland, met behoud van opbrengst, van de chemie en kunstmest af te kunnen.

De zwaarste combinatie die op Egginks grasland komt is de trekker met ­injecteur. Vol 16 ton, verdeeld over zes wielen.

Ooit biologisch?

“Ik sluit dat niet uit”, besluit Henk-Jan na even denken over de vraag of hij biologisch zou willen melken. “Het zou zo jammer zijn van die laatste 30 koeien die we dan niet meer kunnen melken om de kringloop sluitend te houden, maar het kan. We zijn er wel klaar voor.” Eggink wil graag een exclusieve melkstroom gaan leveren. “Onze melk gaat zo goedkoop als mogelijk de tank in en moet er zo duur mogelijk uitgaan”, verduidelijk Eggink zijn doelstelling. De familie levert nu PlanetProof-melk, maar zou graag nog een stap verder gaan.

Kleurenfeest

De koeien liggen op noppenmatrassen met gemalen tarwestro. De boxafmetingen zijn standaard. Aan de overzijde van de voergang verblijven de droge koeien. Voorin melken twee Lely’s A4, een Lely-mestrobot schuift de roosters. “De enige luxe in de stal”, vindt Eggink. De koeien worden 2,3 maal per dag gemolken op dit moment. “In het weideseizoen loopt dat terug naar 2,5”, grapt Eggink. Hij geeft daarmee aan dat het aantal melkingen deze stalperiode laag ligt. “Het loopt, maar niet super”, betreurt hij en verwijst naar het rantsoen. “De voerderbieten werden viermaal tegen onkruid gespoten en driemaal met fungiciden, ik ben ervan overtuigd dat zulke ingrepen niet ten goede komen aan de diergezondheid.” Ook vanuit het oogpunt bodemgezondheid hekelt hij veelvuldig gebruik van bestrijdingsmiddelen.
In de stal lopen vooral Fleckvieh-koeien. Soms is nog wat roodbont herkenbaar. Daar begon het mee. Het was ooit een MRIJ-veestapel waar Holstein werd ingekruisd. In 2004 zijn ze met Fleckvieh aan de gang gegaan. “Fleckvieh is het nieuwe MRIJ”, vindt Eggink. “Een dubbeldoelkoe dus.”

Jersey inkruisen

Eens per jaar zit Eggink met iemand van FertiPlus. “We zoeken drie Fleckvieh-stieren en één Jersey-stier uit.” Van elke stier kopen ze tien rietjes. Dan kunnen ze 40 koeien insemineren met fokstieren. Op de rest, inclusief alle pinken, gaat Black Angus. Op 30 procent van de melkkoeien gaat dus een fokstier. Een op de vier generaties kruisen ze sinds 2018 met Jersey in. Jersey’s maken de aandachtspunten van de Fleckvieh-koeien goed. “Harde klauwen met pigment, gehalten en een goede vorm van de uier”, somt Eggink op. De eerste Jersey-Fleckvieh-kruisingen zijn inmiddels aan de melk. Het zijn zeer kenmerkende koeien. Soms lijken ze op bonte Jersey’s, qua maat en vooral qua kop doen ze zeer aan Jersey denken. Soms hebben ze een grijsbruine, effen kleur, maar meer het exterieur van de Fleckvieh-koeien. Eggink heeft kortom een bonte verzameling aan koeien in de stal. Een tweede voordeel van het inkruisen met Jersey is voor Eggink het maximale heterosiseffect.

70 procent van de koeien wordt met Black Angus geïnsemineerd. De ­kalvereren komen makkelijk ter wereld en brengen iets meer op.
Aan kop en exterieur van deze kruising (Fleckvieh x Jersey) tekenen zich duidelijk Jersey-kenmerken af.
De ene Fleckvieh-Jersey-kruising heeft vooral het Jersey-exterieur, de andere een kenmerkende grijsachtige kleur.

Afkalfgemak

Vooral bij oudere koeien kiest hij vaak voor Jersey-sperma vanwege het afkalfgemak. “Hoe zwaarder de afkalving, des te meer het kruis eronder te lijden heeft, en dat kan een koe opbreken. Zelfs bij Fleckvieh-koeien”, vertelt Eggink. Ondertussen wijst hij naar de draaier en diens positie ten opzichte van het heup- en zitbeen. “Veel beter in balans bij Fleckvieh dan bij Holstein en meer ruimte in de bekken”, vindt Eggink. Bij twijfel over wel of niet doorgaan met de volgende generatie wordt resoluut geïnsemineerd met Black Angus. In de jongveestal oogt het rustig. Duidelijk te zien is dat niet alle plekken bezet zijn. Niet gek als er niet meer dan circa 40 koeien worden geïnsemineerd voor de eigen aanwas. Dat betekent dat er op jaarbasis meestal niet meer dan 20 vaarzen beschikbaar komen op dik 100 melkkoeien.

Weidegang sinds 2019

In 2019 gingen de koeien voor het eerst weer naar buiten. Na een Neospora-besmetting werden ze binnengehouden om herbesmetting te voorkomen. In 2020 haalden ze 189 weidedagen van 5 uur. Het jongvee blijft wel binnen. Om 7 uur in de ochtend gaan de staldeuren open en in de avond pas weer dicht. Het koeverkeer is altijd volledig vrij. “In de weidestart moet je eerst 14 dagen achter de koeien aan, ze moeten een nieuwe routine ontwikkelen”, is de ervaring van Eggink. Het staldak is voorzien van sandwichpanelen. Het dak kan in de zomer met grondwater besproeid worden, een HVLS-ventilator trekt koude lucht door de nok de stal in. Zo kan Eggink het klimaat in de stal naar eigen zeggen goed onder controle houden. Hij voegt nog één aspect toe aan hittestressmanagement: dagvers hooi voeren bij hitte en/of droogte in plaats van zomerstalvoeren.

Dagvers hooi in droge perioden

De eerste twee snedes zijn voor de winter, de rest is voor de zomerstalvoedering en de weidegang. Gedurende de zomermaanden was er de laatste jaren op de zandgronden in Laren maar weinig te maaien. “En voor wat er dan nog te zomerstalvoeren is, blijf je heen en weer rijden met de opraapwagen”, zegt Eggink al nee schuddend. “Lange stelen geschoten, droog gras, de pick-up van de opraapwagen krijgt het summiere zwad van de frontmaaier dan ook nog slecht weggewerkt.” Uit nood geboren is een stalvoersysteem dat hij ook de komende zomer wil toepassen. Hij noemt het dagvers hooi voeren. Bij droogte en hitte maait hij een groter oppervlak ineens en laat hij het tot hooi indrogen. Met de opraapwagen wordt het op de voergang gestort. “Vers gras, geen broei, geen schimmel”, zegt hij stellig. Eggink schuwt wat een koe van nature niet zou opnemen: gewasbeschermingsmiddelen en schimmels. Hij vindt dat dagvers hooi voeren, juist in de droge hitteperiodes, nog een voordeel heeft en legt uit: “Hittestress is het gevolg van de combinatie van luchtvochtigheid en hoge temperaturen. En dan rijden we vers gras naar binnen met 85 procent vocht.” Daar begint Eggink dus niet meer aan. Het mooie van hooi vindt hij de gunstige verhouding tussen ruw eiwit en darmverteerbaar eiwit wat hem natuurlijk past vanwege het grasrantsoen. “Gras is het meest complete voer voor een koe”, besluit Eggink. “En alles wat nat is, is zuur”, vervolgt hij. Pensverzuring is duidelijk een speerpunt van Eggink. Zijn preventie klinkt eenvoudig; niet zuur voeren. Daarom gaan ook zijn eerste en tweede snede droog de kuil in. Wederom wijst hij op het uitblijven van broei en daarmee schimmelvorming als het gewas droger is.

Broei en schimmel voorkomen staat hoog op de prioriteitenlijst. Vandaar de lage sleufsilo’s.

Normale zomer: 14 procent ruw eiwit

De melkkoeien krijgen nu een aandeel van circa 50 procent mais in het rantsoen aan het voerhek. Die mais kocht hij aan en ging over de graskuil. Het sleufsilocomplex van Eggink valt op. Hij heeft er zes, niet te lang, maar wel breed en bovenal laag. “Voersnelheid”, zegt hij ter verduidelijking. “Geen broei, geen schimmels.” De mais is begin maart bijna op. Daarna heeft hij nog een graskuil met gehele plant silage erbovenop waarmee hij het zal moeten stellen tot de nieuwe oogst. 22 procent ruw eiwit zit er nu in het gras. Dat komt door de noodgedwongen najaarskuil. “De hele zomer bleef het eiwit in de bodem zitten”, verduidelijkt Eggink. “En ineens kwam alles eruit.” De hoeveelheid grasbalansbrok die de koeien in de robot krijgen ligt nu op 22 tot 23 kg per 100 kg melk, maar normaliter op 17 tot 18 kg. Eggink voert na een normale zomer zeer scherp met zo’n 14 procent ruw eiwit.

Normale zomers nodig

“Als je 50 hectare grasland hebt en door de droogte in plaats van 15 ton 10 ton drogestof oogst, dan mis je 250 ton. Dat is gelijk aan 100 ton mais en 100 ton brok samen en dat kost 40.000 euro”, berekent Eggink. Ook de kringloop is dus niet bestand tegen droogte. “Als we willen dat het slaagt, hebben we wel normale zomers nodig”, besluit Henk-Jan Eggink. Sinds vorig jaar kan hij 27 hectare rondom huis beregenen met een elektrische pomp en een enkel kanon.

Foto’s: Wilbert Beerling

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Elite Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Over de auteur: Wilbert Beerling
Wilbert Beerling groeide op een melkveebedrijf op. Sinds 2011 werkt Wilbert bij AgriMedia waar hij nu zorg draagt voor de samenstelling van de vakbladen Elite...
Deel dit bericht: Facebook Twitter LinkedIn

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?