Bij ongeveer de helft van melkmonsters met een verhoogd celgetal, kan de verwekker niet worden aangetoond. Wat doe je dan?Laboratoriumanalyses van melkmonsters met verhoogde celgetallen, resulteren niet altijd in een resultaat op basis waarvan je een behandeling kunt starten, omdat op de agarplaat van het betreffende monster geen bacteriekweek ontstaat of doordat geen specifieke kiemen aangetoond worden. Dan wordt de keuze voor het juiste antibioticum lastig. Wat zijn de oorzaken?
Verwekkers verstoppen zich in biofilms
Aan de ene kant kunnen technische microbiologische invloeden de oorzaak zijn. Deze ontstaan bij het nemen van het melkmonster, maar ook in het laboratorium kunnen dergelijke invloeden voorkomen. Kwartiermonsters zijn zinvoller dan zogenoemde poolmonters met van elk kwartier van een koe melk. De melkmonstername moet zo hygiënisch mogelijk worden gedaan. Meestal bevat de eerste melk van de melking meer verwekkers; alleen als er sprake is van bijvoorbeeld schimmels, is een monster van de laatste melk van de melking betrouwbaarder. De monsters moeten zo snel mogelijk naar het laboratorium worden verzonden. Gekoeld verzenden of in een stabiliserende oplossing is handig: enkele verwekkers, zoals E. coli en mycoplasma’s vallen snel uiteen, waardoor valsnegatieve resultaten kunnen voorkomen.
Vaak ligt de oorzaak van het niet kunnen aantonen van een verwekker bij de verwekker zelf. Minstens 80 procent van alle bacteriën is in staat biofilms te vormen, bijvoorbeeld als een ontsteking meerdere dagen aanhoudt of chronisch is. Uit de biofilms komen de bacteriën onregelmatig vrij, zodat de melk ook onregelmatige hoeveelheden verwekkers bevat. Typisch bij deze gevallen is een sterk schommelend celgetal. Bovendien hebben bacteriën de gave te overleven in de uier- of immuuncellen (bijvoorbeeld S. aureus), zodat aantonen maar zelden mogelijk is. Vaak worden dan met tussenperioden van een tot twee weken of na een gebeurtenis die stress veroorzaakt, ziekteverwekkers aangetoond.
Fagocyten waren al actief
Een andere oorzaak van uitblijven van de aanwijzing van de verwekker, kan zijn dat het immuunsysteem in de uier, in het bijzonder de fagocyten, al een groot deel van de bacteriën gedood heeft, waardoor ze zich in de nog zichtbaar veranderde melksecretie niet meer vermenigvuldigen en daarmee niet kweekbaar zijn. Na een behandeling met antibiotica zijn de verwekkers in de melk meestal gedood en niet meer aantoonbaar. De fagocyten worden echter beetje bij beetje afgebouwd. Dat betekent dat het celgetal langzaam daalt. Tussen de laatste behandeling met antibiotica en een nieuwe melkmonsteranalyse moeten dus in ieder geval de periode van de wachttijd en minstens 14 dagen voorbijgaan. Zo verhoog je de kans om de verwekkers te vinden die in de biofilm de behandeling hebben overleefd.
Samengevat
Zijn bij een klinisch mastitisgeval geen mastitisverwekkers aantoonbaar bij de analyse van een melkmonster, dan kan alleen het ziekteverloop worden afgewacht en na 7 tot 14 dagen opnieuw een monster worden genomen. Bij subklinische ofwel chronische uierontsteking is het resultaat van behandeling met antibiotica op lange termijn vaak niet tevredenstellend. In deze gevallen moet de analyse van het melkmonster worden afgewacht. Bovendien vraagt het om een analyse van de status van het hele koppel en om preventieve maatregelen.
Tekst: Silvia Lehnert