Data die zijn ingewonnen met nieuwe studies doen vermoeden dat behandeling bij slechts 30 procent van de mastitisgevallen zinvol is. Zo luidt een van de onderzoeksbevindingen die werden gepresenteerd op editie 62 van het jaarcongres van de National Mastitis Council die begin 2023 in Atlanta in de staat Georgia (VS) plaatsvond.
Dat komt wel weer goed. Dat denken melkveehouders en/of dierverzorgers snel als ze met een mastitisgeval geconfronteerd worden. Dat het wel weer goed komt, valt echter altijd te betwijfelen. Elk geval van mastitis veroorzaakt namelijk nadelige effecten op termijn en niet alleen productieterugval (elk mastitisgeval verlaagt de lactatieproductie met 0,5 tot 6,2 procent). Bij elk geval van mastitis ontstaat onomkeerbare schade aan de uier. Bovendien kost mastitis bij een eerstekalfskoe gemiddeld 280 euro, bij een koe in de tweede lactatie en verder is dit 450 euro. Het geld gaat niet alleen op aan het dumpen van de melk, maar ook aan medicijnen. Des te vroeger in de lactatie een dier met mastitis te maken krijgt, des te duurder het wordt. Krijgt een koe op bijvoorbeeld lactatiedag 62 met de diagnose mastitis te maken, dan kost dat zo’n 500 euro. Ontstaat de uierontsteking echter pas op dag 254, dan zijn de kosten met zo’n 250 euro nog maar half zo hoog. Dat komt vooral door de grotere hoeveelheid melk die verloren gaat als de uierontsteking samenvalt met de melkpiek van de lactatie. Bijzonder duur zijn door S. aureus (470 tot 800 euro) en E. coli (370 tot 580 euro) veroorzaakte uierontstekingen. “Daarom moet je je altijd afvragen of een behandeling lonend is of dat afvoer het economisch betere alternatief is”, stelt Zelmar Rodriguez van de universiteit van Minnesota (VS). Vooral omdat 38 procent van alle koeien met mastitis sowieso uiteindelijk voortijdig het koppel verlaat. Daarom moet je voor elke mastitisbehandeling die je start, afwegen welke kosten de behandeling van de betreffende koe met zich meebrengt, hoe hoog het melkproductieverlies is dat je in de loop van de lactatie kunt verwachten en hoe waarschijnlijk het is dat de koe de kosten van de behandeling in de loop van de lactatie weer terugverdient.
Figuur 1. Antibiotica helpen vaak niet verder.

Elke vierde koe wordt opnieuw ziek
In de regel wordt ervan uitgegaan dat de uier na behandeling weer gezond wordt. Maar wat als dat niet het geval is? Als er na enkele weken toch weer vlokken in de melk zichtbaar zijn, de uierkwartieren weer gezwollen zijn of de koe koorts heeft? Uit een nieuwe studie blijkt dat bijna elke vierde koe (23 procent) binnen 90 dagen opnieuw met mastitis te maken krijgt. Deze koeien kunnen, mits nog niet drachtig, het best zo snel mogelijk worden afgevoerd. Als de koe niet al te mager is en nog een redelijke slachtopbrengst kan genereren, kunnen de financiële verliezen nog worden beperkt tot 150 à 230 euro.
Wie de vraag behandelen of niet behandelen wil beantwoorden, kan niet om een zo snel mogelijke verwekkeranalyse heen. Dat stelt Quinn Colar van de universiteit van Michigan (VS). De meeste mastitisgevallen worden óf door gramnegatieve bacteriën veroorzaakt óf in eerste instantie wordt geen mastitisverwekker aangetoond. In dergelijke gevallen helpt de behandeling met antibiotica de koe niet verder. En zelfs als er een grampositieve verwekker kan worden aangetoond in de melk, kan in veel gevallen ook van het gebruik van antibiotica worden afgezien. Dat laten data zien uit een nieuwe studie waar 240 koeien bij betrokken waren: Uierzieke koeien werden met drie verschillende antibiotische droogzetters behandeld. De koeien in de vierde groep, de controlegroep, werden niet behandeld. Resultaat: qua bacteriologische genezing waren er geen meetbare verschillen (figuur 1). Opmerking: voor de behandeling van Klebsiella moet altijd antibiotica worden ingezet.
Volgens de specialisten op het NMC-congres kan een antibiotische behandeling worden uitgespaard als:
- Een koe al eerder subklinische of klinische mastitis had.
- De celgetallen in het verleden al vaker duidelijk stegen, van bijvoorbeeld van 200.000 naar 400.000 cellen per ml. Elke stijging van het celgetal in de 55 tot 21 dagen voorafgaand aan de diagnose, verkleint de kans op bacteriologische genezing met 20 procent en verhoogt de kans op een nieuwe uierontsteking met factor 3.
Samenvatting voor de praktijk: Laat altijd een monster op kweek zetten om de verwekker te identificeren en beslis aan de hand van de uitslag en de uiergezondheidshistorie van de koe of behandeling lonend is. In ieder geval moet een koe na een behandeling nog drieënhalve maand gemolken worden om de behandelingskosten weer recht te trekken.
Figuur 2. Veel mastitisgevallen genezen vanzelf.

Nisine, een alternatief voor antibiotica
Een werkgroep onderzocht of subklinisch uierzieke koeien in de lactatiestart behandeld kunnen worden met antibiotica dan wel alternatieve producten. Hiervoor werd nisine gebruikt, een antibiotisch werkende peptide die een breed werkingsspectrum tegen grampositieve bacteriën uitwijst. Nisine wordt geproduceerd door de melkzuurbacterie Lactococcus lactis en komt voor in rauwe melk. Een voordeel van nisine is dat de melk na de behandeling niet gedumpt hoeft te worden. Resultaat van de studie: een nisine-behandeling kost ongeveer 115 dollar. Als deze behandeling achterwege werd gelaten, waren de gezamenlijke verliesposten 122 dollar. Zelmar Rodriguez legt aan de hand daarvan uit dat de nisine-behandeling economisch altijd interessant is, onafhankelijk van de melkprijshoogte en het genezingsresultaat.
Selectief droogzetten zonder nadelen
Selectief droogzetten, dus het niet toedienen van antibiotische droogzetters bij koeien met een celgetal onder 200.000, wordt ook internationaal steeds vaker geëist om het antibioticagebruik in de melkveehouderij terug te dringen. Internationaal bestaat onder melkveehouders echter grote scepsis over de haalbaarheid van droogzetten zonder antibiotica. Voor Ellen de Jong van de universiteit van Calgary reden voor een meta-analyse van dertien bestaande studies. Resultaat: Bij selectief droogzetten werden in vergelijking tot een complete antibiotische bescherming van alle kwartieren geen verschillen waargenomen, niet qua bacteriologische genezing, niet qua celgetal en niet qua melkproductie op de 21ste lactatiedag. In geen van de dertien studies werden echter gevallen van zware mastitis meegenomen. Tot eenzelfde resultaat kwam een werkgroep van de universiteit van Minnsesota. In een studie werden koeien aan het eind van de lactatie bij toeval in één van twee groepen ingedeeld. 222 koeien werden met antibiotica drooggezet met vervolgens een interne speenafsluiter. De overige 222 koeien kregen bij droogzetten enkel de speenafsluiter. Resultaat: Bij kwartieren met een laag celgetal voor het droogzetten, werden geen verschillen waargenomen. Wel leidde het niet gebruiken van antibiotische droogzetters bij kwartieren met een hoog celgetal tot een iets hogere kans op een nieuwe infectie aan het begin van de lactatie (33 versus 26 procent). Samenvatting voor de praktijk: afzien van antibiotische droogzetters bij droogzetten is bij gezonde uiers mogelijk zonder te hoeven vrezen voor negatieve gevolgen voor de uiergezondheid.
Tekst: Gregor Veauthier Foto: Ruth Annette Thiemann

Te veel werkzame stof in interne speenafsluiter
Dat na afkalven telkens weer resten van interne speenafsluiters in de melk worden teruggevonden, kan te maken hebben met de (te) hoge concentratie van de werkzame stoffen. Tot deze conclusie komen wetenschappers van de Iowa State University (VS). Ze konden waarnemen dat een deel van de werkzame stof in de uiercisternen terechtkomt. Aan het lactatiebegin moeten deze resten weer worden uitgescheiden. De onderzoekers hebben vervolgens nieuwe proeven opgezet om erachter te komen wat de optimale hoeveelheid afsluitermiddel is. Als afsluiterresten in de melkklieren werden aangetoond, waren gemiddeld 14,5 melkingen nodig om de werkzame stof er volledig uit te melken.
Bron: M.P. Buckley et al., 2023