In de loop van 2021 zag melkveehouder Hans Massink het tankmelkcelgetal gestaag oplopen. Na zoeken en proberen daalde het celgetal eind 2022 weer structureel. Nu wordt alles op alles gezet om de jonge melkkoeien tegen infectie te beschermen.
Bij de hoofdfoto: Hans Massink (rechts) en vaste medewerker Freek nemen elke maandag kwartiermonsters van opstartkoeien en koeien die droog moeten. Van deze monsters wordt het celgetal bepaald en gedifferentieerd. Ze behandelen nu subklinische koeien die eerder niet gezien werden.
Koe 211 van melkveehouder Hans Massink uit Steenderen staat aan het voerhek van de 0-4-0-ligboxenstal uit 2005. In deze stal zijn de eerste- en tweedekalfskoeien in één groep van meestal rond 110 dieren gehuisvest. Ook de oudere koeien, de draaimelkstal en ronde wachtruimte bevinden zich erin. De stal is in de lengte in twee afdelingen verdeeld. Koe 211, Almanda 123, een tweedekalfskoe, is ingedeeld in de groep oudere koeien. Deze groep wordt als laatste gemolken. De andere groepen, de opstartkoeien en vaarzen en tweedekalfskoeien, worden eerst gemolken om kiemoverdracht van de oudere koeien, met vaak een hoger celgetal, naar de jonge melkkoeien te voorkomen. Vanwege haar hogere celgetal na de droogstand is 211 verplaatst van de vaarzengroep naar de groep meerderekalfskoeien. Alle jongvee, krap 200 stuks inclusief drachtige pinken, de droge koeien, de afkalfgroep, de opstartgroep en de opdrooggroep leven in de andere ligboxenstal die al in 1978 werd gebouwd, toen al met ruimte voor 160 melkkoeien. De opstartkoeien staan in een afdeling met één rij ligboxen achter het voerhek.
Familie Massink streek in 1995 op dit bedrijf neer. Hans Massink boert er nu in maatschap met zijn vader die vooral bij arbeidspieken bijspringt. Het dagelijkse werk zet Massink rond met vaste medewerkers Freek en Niels en een parttimer die een aantal keren per week melkt. Nadat in 2005 de tweede ligboxenstal met draaimelkstal werd gebouwd, werd de put van de oude carrousel een ronde afkalfbox met stro. Kort voor afkalven verhuizen de koeien en pinken naar deze afdeling. Massinks drachtige pinken verbleven tot enkele jaren terug in de laatste weken voor afkalven bij de droge koeien, omwille van het rantsoen. Ook voor deze dieren heeft hij nu een aparte afdeling, zodat ze gescheiden blijven van oudere droge koeien en het uierinfectierisico kleiner is.
Bedrijfscijfer
315 melk- en kalfkoeien met bijbehorend jongvee
Melkproductie: 10.100 kg
Tussenkalftijd: 392 dagen
155 ha gras en voedergewassen
Koe 211
Gegevens van de melkcontrole van 3 mei 2023 van koe 211: 160 dagen aan de melk, 32,7 kg melk, 3,89 procent vet en 3,50 procent eiwit en een celgetal van 18.000. Niets mis mee, dus. Op 24 november vorig jaar kalfde ze af. Op lactatiedag 6 had ze een celgetal van 119.000 in de MPR. Ook nog niets mis mee. Bij Massink gaat een monster van elk kwartier van elke koe tussen 14 en 21 dagen naar het laboratorium voor de differentiatie van het celgetal alsook van elke koe die bijna droog gaat. Zo ook van 211. Uit de meting voor droogzetten, op 10 oktober 2022, bleek een celgetal van gemiddeld 112.000 cellen per ml waarbij drie kwartieren op 35.000 tot 90.000 lagen en één, rechtsachter, op 280.000. Het kwartier werd derhalve antibiotisch drooggezet, de andere drie met een speenafsluiter. Bij de eerste celgetaldifferentiatiemeting na de afkalving, op lactatiedag 20, die viel op 13 december, bleek het kwartier dat antibiotisch was drooggezet genezen met een celgetal van 181.000, maar het kwartier linksachter bleek geïnfecteerd met een celgetal van maar liefst 701.000 cellen per ml melk. De koe kreeg daarop een mastitisbolus en kwam op de hercontrolelijst waardoor ze op 10 januari 2023 weer gemonsterd werd. Het totale celgetal linksachter was weliswaar gehalveerd, maar daarmee was het kwartier nog niet genezen, waarop voor linksachter het advies luidde: ‘behandeling in overleg met dierenarts’, in dit geval antibiotische behandeling. Bij de meting van 7 februari, de derde op rij, was het rechterachterkwartier genezen met een totaal celgetal van 75.000. Was de melk van deze koe niet op kwartierniveau bemonsterd, dan was het gevonden somatische celgetal nooit hoger geweest dan 241.000. In de melkcontrole heeft de koe in deze lactatie nooit een hoger celgetal dan 119.000 laten zien. Deze koe was dan dus niet antibiotisch behandeld voor ze klinische symptomen zou laten zien.

Droogzetprotocol
Het is niet dat hygiëne en mastitispreventie onderbelichte onderwerpen zijn binnen de bedrijfsvoering van Massink. Er wordt gemolken met wegwerphandschoenen, elke koe wordt met een eigen doek voorbehandeld. Die doek wordt na elke melking gewassen op 90 graden Celsius in een industriële wasmachine die met een chloorhoudend middel desinfecteert. Toen het celgetal steeg, kregen hoogcelgetalkoeien een geel pootbandje, na de melking van deze koeien werd het melkstel gedesinfecteerd. Het gewenste effect werd er echter niet mee bereikt. Ook het droogzetprotocol van Massink liegt er niet om. In de opdrooggroep krijgen koeien die droog gaan een week droogstandsrantsoen zonder krachtvoer, ze worden drooggezet in een behandelbox waarin Freek ook de klauwen standaard behandeld bij droogzetten. Om de vijf maanden komt de klauwverzorger voor koppelbehandeling. Bij droogzetten gebruikt Freek met het oog op E. coli-preventie de tweecomponenten-Finktec Oxidip om tijdelijk een filmlaag op de speen te leggen en vervolgens Dry Teat Seal om langdurend kiemen op de speenpunt af te doden. Elke speen wordt voorzien van een Orbeseal-afsluiter, al of niet in combinatie met antibiotica, conform het bedrijfsbehandelplan.
Celgetaldifferentiatie
Elke maandag worden bij Massink alle koeien tussen 14 en 21 lactatiedagen en alle koeien die droog moeten gemonsterd voor de celgetaldifferentiatie. Harald Meuleman van More Milk 2Day selecteert uit de MPR-uitslag opvallende koeien die ook meebemonsterd worden. Het bemonsteren is geen klusje wat even tussendoor wordt gedaan. De te bemonsteren koeien worden handmatig gesepareerd en in het voerhek gezet om de monsters te nemen. “We doen dat niet tijdens het melken. Hier staat één melker in de put, die heeft de handen vol. Als die extra aandacht moet besteden aan het herkennen en bemonsteren of behandelen van bepaalde koeien, wordt het te veel. Die koeien komen immers niet op volgorde binnen”, vertelt Freek. Op dinsdag worden de monsters naar het lab in ’s-Heerenberg getransporteerd. De uitslagen kunnen dezelfde avond worden teruggeleverd. Als monsters van afwijkende spenen bacteriologisch worden onderzocht, duurt het 24 uur langer. Freek vindt de uitslagen in het digitale dashboard. Daarin ziet hij bij elke bemonsterde koe het totaal aantal leukocyten per kwartier, het somatische celgetal en de verhouding tussen de celtypen neutrofielen, lymfocyten en macrofagen. Het uitsplitsen noemt men differentiëren van het celgetal en levert nieuwe en nauwkeurigere inzichten op over de uiergezondheid. Elk celtype heeft een functie. Zijn ze in de juiste balans aanwezig en niet in overvloed, dan wordt de koe als ‘negatief’ geclassificeerd.
More Milk 2Day gebruikt Qscout MLD-apparatuur van het Amerikaanse bedrijf AAD om de monsters te lezen, een soort geautomatiseerde microscoop die het onderscheid in de cellen ziet, telt en als resultaat de aanwezigheid van alle drie de celtypen in procentuele verhoudingen weergeeft. Bij overschrijding van een drempelwaarde volgt een attentie. Deze drempelwaarden zijn voor een nieuwmelkte koe strikter dan voor een koe die bijna wordt drooggezet. Doordat bij Massink zowel voor als na de droogstand wordt gemeten, zijn de effecten van de droogstand op uiergezondheid inzichtelijk. Van de monsters van de koeien in de lactatiestart, is in het geval Massink meestal rond 20 procent van de uiers positief.


Minder antibiotica?
Massink zag vorig najaar zijn tankmelkcelgetal weer dalen en zet nu selectief droog op kwartierniveau. De vraag is of het antibioticagebruik voor droogzetten en mastitisbehandelingen verlaagd is. “Nu we bijna twee jaar op weg zijn, verwacht ik dat we dit jaar voor het eerst weer minder antibiotica gebruiken”, voorspelt hij. “Als je op kwartierniveau gaat meten en ook subklinische mastitis gaat behandelen, loopt het antibioticagebruik op”, vervolgt hij. “Als de vaarzen die in 2021 aan de melk kwamen volgend jaar, in hun derde lactatie, een celgetal hebben dat lager is, het tankmelkcelgetal laag blijft en we S. aureus vergaand zien verdwijnen, ben ik tevreden”, somt Massink op.
Nieuwe groepsindeling
Het opsporen van subklinische mastitisgevallen helpt niet meteen bij het verlagen van het tankmelkcelgetal. In 2021 presteerden de vaarzen van Massink qua celgetal prima, de tweedekalfskoeien iets minder goed. De grootste groep, de oudere koeien, lieten in de MPR echter een verhoogd celgetal zien van rond 300.000, en precies dat alarmeerde Massink. Aan de hand van maandelijks PCR-onderzoek van tankmelk werd duidelijk dat S. aureus een belangrijke mastitisverwekker is op het bedrijf; een lastige die in veel chronische gevallen resulteert. Vervolgens werd van tien koeien een melkmonster genomen, zes keer werd S. aureus aangetoond. De kiem wordt dikwijls middels de melkstellen overgebracht van de ene naar de andere koe. Harald Meuleman van More Milk 2Day adviseerde Massink tussendesinfectie met back flush. Back flush zorgt dat de lange melkslang wordt meegespoeld. In het voorjaar van 2022 werd dit geïnstalleerd, maar het leidde niet tot het gewenste resultaat. Het celgetal van de oudere koeien bleef hoog. “Dat lag deels in de lijn der verwachting”, verklaart Meuleman. “Die cellen in de melk van oudere S. aureus-koeien krijg je niet of nauwelijks weg met maatregelen in de stal of melkstal, die zitten nu eenmaal in die kwartieren. Deze maatregelen neem je om je vaarzen te beschermen, om hun uiers schoon te houden.” Daarom veranderde ook de groepsindeling van Massink naar een aparte groep voor de vaarzen en een voor tweedekalfskoeien. Bijkomend voordeel voor Massink is dat koeien in de lactatie niet meer van groep en rantsoen wisselen, zoals voorheen het geval was met een hoog- en laagproductieve groep. Het nieuwe systeem is minder bewerkelijk en voor de koeien stressvrijer. De twee groepen krijgen nagenoeg hetzelfde rantsoen. Het heeft als bijkomend voordeel persistentere lactatiecurves opgeleverd.
Toch bleek de tussendesinfectie niet goed genoeg te functioneren, de chronische mastitisgevallen waren dus niet het enige probleem. ATP-metingen van de tepelbekers voor en na de tussendesinfectie, toonden aan dat het effect ervan miniem was. Met aanpassing van de perazijnzuurconcentratie verbeterde het effect, waarmee ook het celgetal begon te dalen.
MPR niet langer enige handvat
Hans Massink: “We zijn hierin gestapt, we volgen de adviezen van More Milk 2Day altijd op; als je dat half doet kun je evengoed niets doen.” Zo verduidelijkt Massink zijn motivatie om elke week te monsteren en te behandelen. En hij heeft er vertrouwen in. “Het koecelgetal uit de MPR was altijd onze enige houvast die we projecteerden op alle vier de kwartieren. More Milk 2Day laat je direct zien dat het gemiddelde weinig zegt”, benadrukt Massink.
“Toen leverbaarheid van antibiotica op enig moment beperkt was, voor vijf koeien kreeg je bij wijze van drie sets antibiotische injectors, zijn we de waarde van meten per kwartier hoger gaan inschatten. Met de kennis van nu kan ik stellen dat we jarenlang samen met de dierenarts achter de kudde aanliepen door pas te behandelen als een koe ziek was. Nu behandelen we koeien die nog niet eens klinisch ziek zijn, maar waarbij wel is aangetoond dat er iets speelt in de uier”, besluit Massink.
Tabel 1. DSCC van koe 211 gedurende vier metingen en de SCC van drie MPR-monsternames.
