Er wordt veel geschreven en gesproken over doogstandsrantsoenen. Problemen met slecht opstartende koeien of diverse afkalfproblemen als melkziekte, ketose (slepende melkziekte) nageboorte problemen of baarmoederontsteking zijn vaak terug te leiden naar de voeding in de droogstand. Bij problemen kijken we meestal naar de voeropname, de kation- anion balans (KAB) de gevoerde mineralen en sporen elementen en de VEM en het ruweiwit gehalte van het rantsoen.
Vreemd is dat we bij rantsoenen voor melkkoeien met de DVE dekking rekenen wat eiwitvoorziening betreft, maar dat er bij droogstandsrantsoenen nog vaak wordt gerekend met de hoeveelheid ruw-eiwit in een rantsoen. Misschien heeft dat te maken met het feit dat de DVE behoeftes op het oog erg laag lijken of dat het niet voor iedereen even duidelijk is wat nu de juiste DVE behoefte is in de droogstand. Algemeen gaan we er van uit dat de DVE behoefte in de far- off periode minimaal 40 gr. DVE per kg Ds moet bevatten. In de Close-up periode moet dat omhoog naar minimaal 50 gram DVE per kg drogestof volgens de normen die we in Nederland hanteren.
Prof. Sabine Mann is sinds 2017 assistent- professor aan de Cornell Universiteit (USA). Sabine Mann adviseert droogstaande koeien per dag circa 1,300 gram metaboliseerbaar (beschikbaar voor lichaamsprocessen) eiwit te voeren. Het metaboliseerbare eiwit is de som van in de pens aan- gemaakt microbieel eiwit en pensbestendig eiwit. Zo is volgens haar de eiwitbehoefte gedekt en dat minimaliseert het afbreken van (20 tot 40 kg) spierweefsel met alle gezondheidsrisico’s van dien.
Aminozuren spelen een belangrijke rol in vele metabole processen. Aminozuren zijn nodig voor de glucosevorming in de lever. Verder zijn aminozuren nodig voor de vorming van enzymen en hormonen. Hierdoor heeft een tekort aan aminozuren ook invloed op de stofwisseling, het immuunsysteem en de vruchtbaarheid. Methionine heeft invloed op het transport van vet uit de lever. Hierdoor verbeterd de leverwerking en wordt de negatieve energiebalans korter en minder diep, wat daardoor positief is voor de vruchtbaarheid in de volgende lactatie.
De laatste paar weken van de droogstand, groeit het kalf in de koe het hardst. Voor de vorming van de spieren van het kalf is veel eiwit nodig. Verder begint de koe op te uieren en moet er biest worden geproduceerd. Biest is een zeer geconcentreerd product, de eerste biest bevat maar liefst 14 procent eiwit. Om biest te kunnen produceren van een goede kwaliteit, is het belangrijk dat een koe ook een goede kwaliteit eiwit aangeboden krijgt. Ook wordt er eiwit afgebroken als glucosebron in de negatieve energiebalans voor afkalven. Een aminozurentekort in de droogstand is dus aannemelijk.
De meeste droogstandsrantsoenen bestaan uit een gedeelte graskuil, snijmais en stro. Een deel snijmais dient om het kaliumgehalte te verlagen en om de pens te laten wennen aan het zetmeel na afkalven. Stro wordt ingezet om de VEM in het rantsoen te verlagen. Graskuil is dan meestal de eiwitbron, en als deze niet toereikend is wordt er soms wat soja of raapzaadschroot bijgevoerd.
Elke koe komt voor het afkalven in de laatste weken in een negatieve energiebalans. Energie kan een koe uit het lichaamsvet van de rug halen, maar daarin zit geen eiwit. Bij een eiwittekort, moet een koe haar spieren gaan afbreken en moeten we ons afvragen, of we dat wel willen, omdat koeien daar zwak en slap van worden.
Met het voeren van extra aminozuren moet 3 weken voor afkalven begonnen worden voor optimaal resultaat. In de transitie periode is o.a. Lysine en Methionine limiterend voor de koe. Extra aminozuren verstrekken aan koeien is alleen zinvol, als deze pensbestendig zijn. We spreken dan van bestendige aminozuren, die voorkomen in (pens) bestendig eiwit.
Voor eiwitaanvulling in de droogstand is aardappeleiwit een mooi product. Een goede aminozuursamenstelling van het eiwit in de droogstand is positief voor het opstarten van de productie na afkalven. Verder zijn kalveren uit koeien die de juiste aminozuren gevoerd kregen, vitaler en groeien harder.
Aardappeleiwit is een gedroogd eiwit wat vrijkomt bij de productie van aardappelzetmeel.
Het product bevat bijna 80 % ruw eiwit en heeft een heeft een hoge bestendigheid van meer dan 62 procent. Dit bestendige eiwit is niet alleen zeer goed verteerbaar, maar heeft ook nog eens een mooi aminozuurpatroon wat goed overeenkomt met het microbiële eiwit dat een koe zelf aanmaakt, maar ook goed aansluit bij aminozuurpatroon van het melkeiwit. Door het hoge aandeel bestendig eiwit, komt een hoog aandeel van diverse bestendige aminozuren uit aardappeleiwit op darmniveau beschikbaar.
De hoeveelheid aardappeleiwit dat nodig is in de droogstand, varieert afhankelijk van het rantsoen tussen de 300 tot 500 gram per koe per dag gedurende de laatste drie weken van de droogstand.
Een tekort aan aminozuren kan ook enkelvoudig aangevuld worden met pens- bestendige Lysine (AminoShure- L) of pens- bestendige Methionine (AminoShure- XM). Omdat de benodigde hoeveelheden door de hoge concentratie van deze producten zeer klein is, dienen deze bij voorkeur ingemengd te worden in de droogstandsmineralen.
Wat mag er worden verwacht?
Een betere eiwitvoorziening met een goede opbouw aan aminozuren voorkomt overmatige spierafbraak voor afkalven. Dit heeft een positief effect op de productie na afkalven en dat is wat we ook horen van veehouders en dierenartsen die reeds hieraan meer aandacht besteden. Verder mag verwacht worden dat een betere aminozuren dekking positief is voor de groei van het kalf en de kwaliteit van de biest. Dit laatste kan ertoe bijdragen dat kalveren meer weerstand hebben tegen o.a. diarree en andere gezondheidsproblemen.
Voor meer info: Telefoon 00 31 (0)514 56 90 01 Email: mail@speerstra.com