Kennispartnerbericht van Zoetis

Vervanging optimaliseren met precies genoeg vaarzen

Minder jongvee houden is gunstig om binnen de beschikbare productieruimte zo veel mogelijk te kunnen melken. Daarnaast is het, gezien de terugverdientijd van de opfokkosten, positief voor het economisch resultaat om koeien zo lang mogelijk op het bedrijf te houden. Het optimaliseren van het afvoerbeleid, koeien die lang meegaan en vroeg inzicht in het genetisch potentieel van vaarzen zijn onmisbaar als u met het kleinst mogelijke aantal vaarzen scherp aan de wind wilt zeilen.

Figuur 1

Jongvee-opfok is na voerkosten een van de grootste kostenposten op een melkveebedrijf. Het duurt bijna twee lactaties voordat de opfokkosten zijn terugverdiend1 en een koe dus geld gaat opleveren (zie figuur 1). Een groot aandeel koeien in de eerste lactatie haalt het rendement van een melkveestapel naar beneden. Vaarzen nemen de plaats in van oudere koeien die hun opfokkosten al hebben terugverdiend en waarvan elke euro melkgeld na aftrek van voerkosten winst is.

Meer melk uit oudere koeien

Een vaars geeft zo’n 15% minder melk dan een tweede lactatie koe en 25% minder dan een koe in haar derde lactatie of hoger2. Pas na meerdere lactaties bereikt de koe de top van haar productie. Met een (te) hoog aandeel vaarzen is het minder efficiënt melken en dit drukt het economische resultaat. Een overschot aan aanwas uit eigen opfok maakt dat oudere koeien eerder vervangen worden. Het argument is vaak dat vaarzen genetisch beter zijn, maar een vooruitgang van 250 kg melk per lactatie weegt nog lang niet op tegen een (extra) vijfde lactatie van 10.000 kg.

Minder vervanging, meer melkopbrengst

Door diergezondheidsfirma Zoetis en Compeer Financial (VS) werden gedurende elf jaar data verzameld van 489 Amerikaanse melkveebedrijven met gemiddeld 1.087 koeien voor een analyse van zowel de technische, als de economische jaarcijfers. Op basis van vervangingskosten werden bedrijven in drie groepen ingedeeld. Het verschil in melkproductie tussen het top- en het laagste segment was 5,4 kg per koe per dag2. In de beste koppels brachten koeien daardoor netto tot $376 meer per koe per jaar in het laatje2. De vervangingskosten bij de koppels in het laagste segment waren dubbel zo hoog als die in het topsegment2. Minder afvoeren levert dus aan twee kanten geld op: lagere vervangingskosten en meer melkgeld.

Aanleg voor gezondheid en vruchtbaarheid voorspellen

Om het aantal vaarzen voor aanwas zo minimaal mogelijk te houden, is het zaak om de dieren die aan de melk komen ook zo lang mogelijk op het bedrijf te houden. Vruchtbaarheid, mastitis en kreupelheid zijn nog steeds de drie meest voorkomende afvoerredenen op een melkveebedrijf3. Hoge levensproducties haal je niet met de meest productieve koeien, maar met koeien die op tijd weer drachtig zijn en een goede weestand tegen ziekten hebben. Dat is management, maar zeker ook een kwestie van ‘goede genen’. Genomische testen brengen die genen en het genetisch potentieel in beeld. Dat gaat verder dan productie of exterieur. Zo is het met de gezondheidskenmerken uit merkertest CLARIFIDE Plus mogelijk om het risico op mastitis, kreupelheid, baarmoederontsteking, ketose, lebmaagverplaatsing, aan de nageboorte blijven staan, luchtwegaandoeningen en melkziekte nauwkeurig te voorspellen.

De juiste kalveren selecteren

Via genomische selectie kan een melkveehouder de juiste kalveren opfokken om het toekomstige bedrijfsrendement te optimaliseren. Dat werkt als volgt:

⦁ Bepalen hoeveel vaarzen er precies nodig zijn voor vervanging. Het aantal is afhankelijk van de gestelde doelen op lange termijn. Wat is het gewenste vervangingspercentage? Gaat het bedrijf uitbreiden of niet?
⦁ Kalveren identificeren die de juiste genetische aanleg bezitten. Met genomische fokwaarden krijgt een melkveehouder niet alleen inzicht in de aanleg voor melkproductie, maar ook in een scala aan diergezondheids- en vruchtbaarheidskenmerken.
⦁ Enkel de juiste kalveren opfokken die passen bij de bedrijfsdoelen. Genomics biedt de mogelijkheid om al op een leeftijd van enkele weken evenveel informatie te hebben als van een koe die drie lactaties heeft afgesloten. Zo kan een melkveehouder op basis van feiten de juiste kalveren selecteren om op te fokken voor aanwas.
⦁ Een overschot aan jongvee voorkomen. Door genomische data te gebruiken in de fokkerijstrategie kan een melkveehouder ervoor kiezen om op de genetisch beste dieren gesekst sperma te gebruiken en op de genetisch minste dieren een vleesstier. Door alleen uit de betere dieren aanwas te fokken, gaat de genetische vooruitgang steeds sneller.

Gezondere koeien, gezonder rendement

Genetische vooruitgang kost tijd en geduld. Dankzij genomisch testen kan een melkveehouder wel met meer zekerheid de juiste kalveren selecteren en alleen die dieren aanhouden die de meeste aanleg hebben om uit te groeien tot een gezonde, vruchtbare melkkoe die lang meegaat. Zo komt er met een lagere jongveebezetting binnen de beschikbare hoeveelheid fosfaatrechten meer ruimte voor melkproductie uit oudere koeien. Dat is van twee kanten positief voor het economisch resultaat: minder kosten voor jongvee-opfok en meer opbrengsten uit melk. Zo staat genomische selectie aan de basis van een rendabele veestapel.

MM-10278

Bronnen:
1 Boulton A.C. et al., An empirical analysis of the cost of rearing dairy heifers from birth to first calving and the time taken to repay these costs, 2017, Animal, Aug;11(8):1372-1380
2 Lormore M, What Drives Financial Success on a Dairy? Parsippany, NJ: Zoetis; 2018
3 Goselink, R, Levensduur Melkvee: de nieuwste ontwikkelingen voor de oudste koeien, 2017, Wageningen UR Livestock Research

Zoetis
Over Zoetis
Zoetis ondersteunt veehouders en dierenartsen met diergezondheidsoplossingen die helpen om aandoeningen vroegtijdig te voorspellen en op te sporen, met tools om de juiste beslissingen te nemen en diergeneesmiddelen om ziekte doelgericht en effectief te behandelen.

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?