Om erachter te komen waardoor koeien slecht drachtig worden, is niet direct een onderzoek door een dierenarts nodig. Overzicht houden over de veestapel en veranderingen van de laatste weken binnen het bedrijf overdenken, kan kosten uitsparen.
Prof. Dr. Martin Höltershinken van Stichting Veterinaire Hogeschool Hannover geeft uitleg.
Rustig nadenken geeft uitsluitsel
Ga in eerste instantie na wat de laatste tijd is veranderd binnen het bedrijf. Als één van de veranderingen samenviel met de overgang van een goede naar een slechte toestand van de vruchtbaarheid, dan is de dip meestal een reactie op stress die voortkomt uit bijvoorbeeld ziekten of voeding. De doelwaarden voor reproductie zijn:
Kengetal | Praktijkwaarde | Doelwaarde | |
VWT | 45 – 70 dgn. | ca. 50 – 60 dgn. | |
Dagen tot cyclus na afkalving | 60 – 80 dgn. | < 85 – 90 dgn. | |
Dagen gust | 85 – 155 dgn. | < 115 dgn. | |
Dagen tussen 1e inseminatie en dracht | ca. 20 dgn. | < 25 dgn. | |
TKT | 365 – 395 dgn. | < 400 dgn. | |
Geslaagde eerste inseminaties | minstens 55% | ||
Inseminaties/dracht | maximaal 1,7 | < 2 | |
Conception Rate | 50 – 70% | > 45 – 50% | |
Inseminatieqotiënt veestapel | 1,5 – 2,0 | < 2,2 | |
Tochtig gedecteerde koeien na VWT | 60 – 80% | > 80% | |
Geinsemineerde koeien na VWT | 60 – 70% | > 80% | |
Geïnsemineerde dieren met dracht | > 90% | ||
Aan de nageboorte blijven staan | < 15% | ||
Endometritis | < 10% | ||
Eierstokcysten | < 10% | ||
Verwerpen | < 8% | ||
Bron: Höltershinken (2018) |
Door met regelmaat de vruchtbaarheidskengetallen in kaart te brengen zijn veranderingen in de vruchtbaarheidstoestand door de maanden heen in kaart te brengen, te traceren en te analyseren. Ook voor externe specialisten is dat van belang.
Voeropname monitoren om managementfouten te ontdekken
De tweede stap is het in de gaten houden van reacties van het koppel op managementveranderingen. Het makkelijkst is om dat te doen aan de hand van het vreetgedrag:
- Komen de koeien snel of langzaam naar het voerhek?
- Hoe vreten ze? Happen ze overtuigd? Dan is het voer smakelijk, zoeken ze in het voer? Dan is het voer minder smakelijk.
- Is de voergang leeg voor de volgende voerbeurt, dan geeft dat aan dat te weinig gevoerd is. De dieren zijn hongerig. Dat betekent stress met vanzelfsprekend effect op vruchtbaarheid en melkproductie.
Restvoer van de melkkoeien zou niet aan de droge koeien gevoerd moeten worden. Het voer is te energierijk, koeien vervetten en vet stoort de ovaria. Houd ook de BCS van de droge koeien nauwlettend in de gaten. Controleer het rantsoen voor het voerhek op warm worden. Nog beter is het voer aan de snijvlakken van de kuilen op broei controleren.
Het mengen van het rantsoen speelt tevens een belangrijke rol. De componenten moeten altijd in dezelfde volgorde en de juiste hoeveelheid geladen worden. De componenten reageren immers altijd op elkaar. Belangrijk is ook dat medewerkers het belang kennen van het juiste voermengsel en er precies op zijn.
Effecten van koppelsamenstelling in de gaten houden
Een ander punt in de monitoring is de koppelsamenstelling. Als bijvoorbeeld in de laatste weken veel vaarzen zijn toegevoegd aan het koppel, heerst er veel onrust door rangordegevechten. Het mogelijke gevolg zijn fysieke aanvaringen en stress met vruchtbaarheidsstoringen.
Voor overbezetting in de stal geldt hetzelfde. Te weinig lig-, voer- en drinkplaatsen betekenen altijd stress, vooral voor ranglage dieren. Dat kan leiden tot energietekorten die ook de vruchtbaarheid verminderen.
Ook een te lage wateropname is bedreigend. Controleer het leidingwerk met regelmaat op biofilms. Als het water niet smaakt, drinken koeien minder en produceren ze minder.
Data gebruiken
Ook de gemolken hoeveelheid melk dient als parameter voor de koppelmonitoring en ook de MPR-data bieden houvast voor koppelmonitoring. Vooral als het gaat om het immuunsysteem bieden deze data een goede houvast wanneer iets niet goed loopt. Dit geldt ook voor voederwaardeonderzoeken.
Mocht de koppelmonitoring niet voldoende houvast bieden, dan is bloedonderzoek het advies van Martin Höltershinken. Belangrijk daarbij is de bloedmonsters niet tussen een week voor en een week na de afkalving te nemen. De analysewaarden geven dan geen voldoende betrouwbaar resultaat doordat de afkalving voor stress zorgt.
De parameters die uit het bloedonderzoek komen zijn: rode bloedcellen (leukocyten), vrije vetzuren (FrFS (NEFA)), beta-HBS (ketonlichamen) en cholesterol.
Het laboratorium van de Stichting Veterinaire Hogeschool Hannover gebruikt bij de analyse van de bloedtests de volgende referentiewaarden:
Runderen ante partum (2 – 4 weken) | |
beta-HBS | < 0,6 mmol/l |
FrFS | < 300 mmol/l |
Runderen post partum (vanaf 2 weken) | |
beta-HBS | <1,0 mmol/l |
FrFS | < 600 mmol/l |
Cholesterol | min. 3,0 mmol/l |
Vitamine E | min. 3 mg/l |
Bron: Dr. Martin Höltershinken – Tekstbewerking: L. Verfürth – Foto: Katrin Berkemeier