Het vochtverlies van een kalf dat diarree heeft, moet onmiddellijk worden aangevuld met orale rehydratiemiddelen (ORS). Daarbij moet je op een paar belangrijke zaken letten.
De belangrijkste behandeling van diarree bij kalveren is de toediening van aanvullend vocht in de vorm van orale rehydratiemiddelen (ORS). De melk levert het kalf energie en mag daarom niet worden stopgezet. In de praktijk komt het erop neer dat het kalf tussen de melkmaaltijden door wordt gevoerd met ORS-dranken. De elektrolyten mogen ook worden gedrencht (bijvoorbeeld tweemaal daags twee liter). Kalveren die ad libitum worden gevoerd moeten steeds toegang tot melk en de ORS-drank hebben. Het is belangrijk dat de ORS-drank past bij de melk die tegelijkertijd wordt gedronken. Met zo’n snelle behandeling kan de mest na 3 tot 4 dagen weer normaal zijn. Is dat niet het geval, dan moet de mest onderzocht worden. Dat kan met een sneltest die binnen 10 minuten 4 tot 5 veelvoorkomende diarreeveroorzakende ziekteverwekkers vindt. Wordt een ziekteverwekker gevonden, dan kan die vaak met geneesmiddelen worden bestreden. Inentingen van moederdieren kunnen ook helpen om toekomstige diarreeproblemen bij kalveren onder controle te krijgen. Alleen als diarree bij kalveren snel en doelgericht wordt behandeld, is het mogelijk om de diarree binnen enkele dagen te laten stoppen.
Bewust maken
De eerste symptomen van dehydratie kun je bij nieuwgeboren kalveren snel over het hoofd zien. Wees je daarom bewust van de eerste symptomen: neerslachtigheid, ingevallen ogen en langzaam terugvallende huidplooien (overzicht 1). Als het kalf nog stabiel staat en zelfstandig drinkt, is het bij een matige dehydratie van maximaal acht procent vaak voldoende om de melkmaaltijden aan te vullen met ORS-dranken. Stopt het kalf met drinken dan is een infuus noodzakelijk.
Tabel 1. Symptomen van uitdroging
Uitdroging | Toestand | Ingevallen ogen | Huidplooi trekt ogen weer glad seconden |
< 5% | normaal | nee | < 1 |
6 – 8% (mild) | licht neerslachtig | 2 – 4 mm | 1 tot 2 |
8 – 10% (matig) | neerslachtig | 4 – 6 mm | 2 tot 5 |
10 – 12% (zwaar) | comateus | 6 – 8 mm | 5 tot 10 |
> 12% | comateus/dood | 8 – 12 mm | > 10 |
Bij waterige diarree verliezen kalveren in korte tijd veel vocht. Dat moet zo snel mogelijk weer worden aangevuld.
Onbalans van elektrolyten
Kalveren verliezen bij diarree water en elektrolyten, met name natrium, kalium en chloride. Behalve tot uitdroging kan dat leiden tot een onbalans van elektrolyten, met als gevolg metabolische acidose, verzuring van het lichaam. De orale elektrolytenoplossing moet daarom minimaal de volgende stoffen bevatten: Na, K, Cl, bufferstoffen (bicarbonaat, citraat, propionaat of acetaat) en energie. De zogeheten complexe dieetdranken bevatten daarnaast nog slijmvliesbeschermende stoffen, pre- of probiotica, aminozuren en/of glucose.
Natrium is het belangrijkste ion in het extracellulaire vocht (plasma) en daarmee is het ook het bepalende ion voor het herstel. Over de ideale natriumconcentratie van orale rehydratiedranken is onduidelijkheid. Veel onderzoekers spreken zich echter uit voor concentraties tussen de 90 en 130 mmol/l. Is de concentratie lager, dan wordt de dehydratie niet voldoende gecorrigeerd, omdat water alleen wordt geabsorbeerd als daarin voldoende natrium zit.
Een teveel aan natrium kan leiden tot hypernatriëmie. De natriumconcentratie in het bloedserum is dan verhoogd (meer dan 170 mmol/l). Dit kan ertoe leiden dat het kalf te veel extra water drinkt. Daardoor zwellen de lichaamscellen op en ontstaat een levensgevaarlijk hersenoedeem. Kalveren vertonen dan storingen van het centrale zenuwstelsel (vastliggen, krampen, blaten) en moeten worden afgemaakt. Behandeling is moeilijk, vooral als ze ook uitgedroogd zijn, want elk infuus verergert de situatie.
Keukenzoutvergiftiging bij kalveren is niet zeldzaam. De oorzaak is bijna altijd het management. Een teveel aan natrium kan ontstaan wanneer elektrolyten (poeders of geconcentreerde vloeistoffen) niet met water, maar met melk worden gemengd of aan melk worden toegevoegd. Als dat de procedure is, moet water voor het kalf vrij beschikbaar zijn.
Bij acute diarree kan, als het kalf sterk uitgedroogd is, een tekort aan kalium ontstaan. Bij chronische diarree wordt daardoor vaak hypokaliëmie vastgesteld. Dit ontstaat door zowel de diarree als het activeren van het hormoon aldosteron, dat de uitscheiding van natrium en water bevordert, en kan vanwege de giftigheid voor het hart acuut levensbedreigend worden. Een orale rehydratieoplossing moet daarom een kaliumgehalte van 10 tot 30 mmol/l hebben.
Ook glucose en natrium zijn bepalend voor de absorptie van water bij de rehydratie. Water volgt in het lichaam de natriumstroom. Natrium zelf wordt weer getransporteerd met glucose of met bepaalde aminozuren zoals glycine, alanine en glutamine. Voor rehydratieoplossingen wordt daarom een verhouding glucose : natrium van 2 : 1 aanbevolen. Bij een verhouding van 1 : 1 stopt de absorptie van natrium. Bij een verhouding van meer dan 3 : 1 bestaat het risico van osmotische diarree.
Klassieke ORS-dranken bevatten natriumcarbonaat, dat de oververzuring moet tegengaan. De buffer werkt meteen, maar verhoogt bij grote hoeveelheden de pH-waarde in de lebmaag en maakt het voor bacteriën gemakkelijker zich te vermeerderen.
Andere dieetdranken bevatten organische zuren zoals citraat, acetaat en propionaat. Deze voorstadia van bicarbonaat werken niet meteen in het spijsverteringskanaal, maar enigszins vertraagd, na de afbraak tot bicarbonaat in de lever.
Algemeen gelden de aanbevelingen dat ORSdranken voor kalveren:
- op eenvoudige wijze zijn te hanteren;
- goed moeten smaken;
- bij het roeren niet mogen klonteren en
- goed mengbaar moeten zijn.
Bij lichte diarree moet 80 procent van de kalveren 2 tot 4 dagen na aanvang weer een normale mestconsistentie hebben. Drinken kalveren na vier dagen niet normaal, dan moet een uitgebreide diagnose en een kwetsbaarheidsanalyse worden uitgevoerd.
Tekst: Sophie Oehler, Marion Weerda