Koeien tijdens hun lactatie onderbrengen in een nieuwe (productie)groep veroorzaakt stress voor de dieren en onrust in de stal. Vaste diergroepen samenstellen is in dat opzicht beter.
Voor een koe betekent iedere groepswisseling stress. Ze moet wennen aan haar nieuwe leefomgeving en een plek vinden in de rangorde. Dat ze zich dan minder goed blijkt uit productieverlies. Op veel bedrijven worden koeien gevoerd in productiegroepen. Dat betekent dat koeien tussen twee afkalvingen soms wel zes groepswisselingen meemaken en in de lactatie minstens drie (vers, hoogproductief, laagproductief). Dat zorgt voor stress. Vooral koeien in hun eerste lactatie hebben daar last van. Ze moeten hun plek in de koppel nog vinden en reageren heftiger op een nieuwe groep. De Duitse dierenarts André Hüting propageert een andere methode
Productiegroepen niet van deze tijd
De gangbare indeling van de lacterende koeien naar hun productie maakt gedetailleerd rantsoenmanagement mogelijk. Vooral het heel precies mengen van de verschillende rantsoenen kost echter veel tijd.
Groepen maken op basis van lactatienummer is volgens Hüting wel het devies van deze tijd. Bij deze nieuwe manier van groepsindeling begin je al voor de afkalving, als koeien en vaarzen langzaam overschakelen op een ander rantsoen. De dieren blijven gedurende de lactatie in dezelfde groep. Dit komt vooral de vaarzen ten goede. In rangordeconflicten met koeien trekken vaarzen bijna altijd aan het kortste eind.
Altijd in dezelfde groep
Direct na de afkalving komen de verse koeien, afhankelijk van het lactatienummer (leeftijd en ontwikkeling) in de daarbij behorende groep. Of het indelen
van groepen op deze manier mogelijk is, hangt
vooral af van de mogelijkheden van de stal en het
management. Een belangrijke voorwaarde is bijvoorbeeld dat, als conventioneel wordt gemolken, een
groep apart opgehaald kan worden en ook weer als
groep kan teruglopen. Een vaarzengroep kan vanaf
ongeveer 30 vaarzen worden gevormd.
Voorbeeld: op een bedrijf met 200 melkkoeien en een vervanging van 25 procent is de vaarzengroep 50 tot 60 dieren groot. Alle andere koeien zitten in de tweede groep of in twee gelijke groepen. Een laagproductieve groep is er niet. Deze werkwijze is veel minder arbeidsintensief. Voor de lacterende koeien wordt dagelijks dan maar één rantsoen gemengd. Stress door hergroepering komt niet meer voor.
Goede KI-resultaten – een must
De indeling van groepen op lactatienummer is geschikt voor bedrijven met hoge producties en goed vruchtbaarheidsmanagement. Na de groepsvorming is er immers nog maar één rantsoen voor alle lacterende koeien met een hoger energiegehalte. Daarom moeten de koeien de lactatie ingaan met een relatief hoge productie en een persistente lactatiecurve. Dat verkleint het risico op vervettende koeien aan het einde van de lactatie. Ook vermindert de persistentie op bedrijven met groepswisselingen vooral na omschakeling op een rantsoen voor de laagproductieve groep. Juist dan lopen de koeien met een dalende productie kans op vervetting. Wordt vroeg genoeg geïnsemineerd dan worden de dieren ook vroeg dragend (korte gust), en houden ze hun hoge productie langer vast. Let wel; dan moeten meer dieren met een productie boven 30 liter drooggezet worden.
PMR een voordeel
Vooral voor robotmelkers die een PMR (partial mixed ration) voeren is de nieuwe indelingsmethode met grote groepen geschikt omdat iedere koe in de robot individueel krachtvoer krijgt. Op deze manier kan efficiënt worden gevoerd, ook zonder dat regelmatig hergroeperen nodig is. Het doel blijft echter ook in de robot zo min mogelijk krachtvoer te verstrekken. Daarom moet het PMR voldoende energierijk zijn. Ook als het gaat om het aantal melkingen per koe per dag is hergroeperen van de koeien een belangrijk onderwerp. Met minder sociale stress en rangordeconflicten zijn meer melkingen en derhalve een hoge productie makkelijker haalbaar.
Verse koeien monitoren
Na de afkalving blijven koeien en vaarzen in de strobox voor verse koeien tot de nageboorte eraf is en de uier in orde is. Door het korte verblijf in deze box wordt deze ‘monitoringsgroep’ steeds kleiner. Dan verminderen stress en ook de kiemdruk. Vervolgens gaan koeien en vaarzen naar de productiegroep waarin ze tot het einde van de lactatie blijven.
De verdere monitoring van verse koeien wordt bij voorkeur geautomatiseerd. Bijvoorbeeld door temperatuurmeting in de robot of door de productiehoeveelheid en de informatie over de stofwisselingsgezondheid uit de MPR. De monitoring is hierbij ondergeschikt aan het vermijden van sociale stress.
Gezondere koeien
Minder stress door deze methode van hergroepering heeft de meeste kans met een persistentere
lactatiecurve en resulteert in:
- Meer melk per dag en per lactatie
- Dezelfde hoeveelheid melk met minder dieren
- Stabielere stofwisseling
- Gezondere koeien
Tekst: Dierenarts André Hüting, Hamminkeln (D), Marion Weerda