Magazine | Premium | Veevoer

Droge koeien niet te veel kalium

Kuilgras met kaliumconcentraties hoger dan 30 gram per kg drogestof moet niet aan droogstaande koeien gevoerd worden. Dat kan namelijk leiden tot diergezondheidsproblemen.

Bij de beoordeling van de kwaliteit van kuilgras is het belangrijk niet alleen op de gehalten energie en ruw eiwit te letten. Werp ook een blik op het kaliumgehalte (K). Vooral als het gras jong is gemaaid en ingekuild, ligt het kaliumgehalte soms een veelvoud hoger dan dat optimaal is.

25 gram kalium per kg drogestof

Bij een kaliumgehalte van 20 tot 25 gram per kg drogestof geldt dat de grasplant optimaal is voorzien van kalium. Vanuit het voedingstechnische oogpunt is in het totale rantsoen niet meer dan 11 tot 12 gram kalium per kg drogestof nodig voor melkgevende koeien, voor droogstaande koeien slechts 8 gram. Bij een hoog aandeel gras in het rantsoen wordt de doelwaarde voor kalium in het rantsoen dus al snel overschreden. Wordt in de droogstand kaliumrijke graskuil gevoerd, dan kan dat leiden tot problemen bij afkalven en zelfs tot koeien die niet meer in de benen kunnen komen. Kaliumconcentraties van meer dan 30 gram per kg drogestof zijn zodoende ongewenst in de verschillende rantsoenbestanddelen. “In grasland zijn waarden van 20 tot 25 gram kalium per kg drogestof een mooi compromis tussen vee- en plantenvoeding”, vindt Hubert Schuster van het instituut voor diervoeding van Lfl Beieren (D).

“De spreiding is groot, er zijn ook grote verschillen tussen de jaren zichtbaar, maar vooral tussen bedrijven en snedes”, weet Schuster. Het probleem met graskuilen met meer kalium dan gewenst speelt overal, maar in Nederland zo mogelijk nog meer. Kijkend naar de meerjarengemiddelden van Eurofins Agro, kwamen de Nederlandse graskuilen tussen 2015 en 2019 uit op 31,6 gram kalium per kg drogestof. Nooit in deze vijf jaar kwam het gemiddelde onder de 30 en in 2015 was het met 32,1 gram het hoogst. In Duitsland kwam het landsgemiddelde in 2019 op 28,3 gram, in Oostenrijk op 27 gram. De uitschieters naar boven lopen op tot boven 40 en soms zelfs 50 gram. Veel factoren hebben invloed op de hoeveelheid kalium:

  1. Het kaliumgehalte in grasland neemt toe naar gelang de gebruiksintensiteit. In Beieren bijvoorbeeld was het aantal monsters met meer dan 30 gram kalium per kg drogestof 30 procent op percelen die drie sneden opbrachten, en meer dan 60 procent bij percelen die vijf sneden opbrachten (150 percelen tussen 2009 en 2014).
  2. Bekijk je de voedingsstofgehalten van elke snede nader, dan valt een dynamiek in de loop van het jaar op (zie figuur 1). Vaak zijn de kaliumgehalten het hoogst in de eerste en laatste snede. “Vooral in jong bladrijk voer zijn de kaliumgehalten hoog”, weet dr. Michael Diepolder. Diepolder is graslandspecialist bij Lfl Beieren.
  3. Er is een duidelijk verschil tussen blijvend grasland en grasland in vruchtwisseling. De laatste jaren lag de kaliumconcentratie bij grasland in vruchtwisseling telkens hoger. Het verschil liep in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen op tot 5,8 gram per kg drogestof.
  4. Als oorzaken voor het hoge kaliumgehalte in de planten, wordt naast de gebruiksintensiteit een hoog niveau aan organische kaliumbemesting vermoed, omdat rundveemest verhoudingsgewijs veel kalium bevat.
Figuur 1. Kaliumgehalte in samenhang met gebruiksintensiviteit. Het kaliumgehalte in gras stijgt met de gebruiksintensiviteit. Meestal laten de eerste en laatste snede de hoogste kaliumgehalten zien.

Pech voor intensieve melkveeregio’s?

Dikwijls valt op dat het kaliumgehalte in kuilgras juist in die regio’s hoog is waar intensief melkvee wordt gehouden. Dit komt voor in zowel de intensieve regio’s van Noordrijn-Westfalen alsook in de vooralpen van Oostenrijk.

Hoe hoog het kaliumgehalte in je eigen ruwvoer is, kan alleen worden achterhaald met ruwvoeranalyses. Hoge kaliumgehalten zijn in de droogstand en vooral in de close-upfase problematisch. Wordt kuilgras met te veel kalium gevoerd, dan kan dat na de afkalving leiden tot melkziekteproblemen. Daarom moet het aandeel kaliumrijk kuilgras in de laatste weken voor afkalven worden gereduceerd.

Met mobiele hamermolens wordt stro het best verkleind en kan telkens in weinig tijd een grote voorraad gehakseld stro worden aangelegd.
De hamermolen verkleint stro tot 2 tot 4 cm. Alleen dan wordt uitselecteren van 4 kg stro onmogelijk. Foto’s: Andre Hüting

Droogstandsrantsoen met mais

Aan droogstaande koeien moet daarom gras worden gevoerd van minder intensief gemanagede percelen of van sneden die geen dierlijke mest maar geen mest of enkel kunstmest kregen. Een andere optie is minder gras in het rantsoen en meer mais. Er zijn inmiddels meerdere melkveehouders die volgens dit concept voeren. De hoofdbestanddelen van de rantsoenen zijn:

  • 18 tot 20 kg maiskuil
  • 8 kg kuilgras
  • 3,5 tot 4 kg stro
  • Eiwit- en mineralenmix

Zo’n rantsoen bevat 5,8 tot 6,0 MJ NEL (830 tot 870 VEM) en 13 tot 14 procent ruw eiwit. Bij zeer droge snijmaiskuil (meer dan 40 procent drogestof) moet 6 tot 8 liter water worden toegevoegd. Om te voorkomen dat de koeien het toegevoegde stro uitselecteren, moet het gemalen worden toegevoegd. Dat kan met een mobiele hamermolen. “Het verwerken van het stro met een hakselaar of mulchpers heeft vaak niet het gewenste effect op de homogeniteit en de lengte van het stro”, is de ervaring van de Duitse dierenarts André Hüting. De mobiele hamermolen verkleint het stro tot 2 tot 4 cm. Daarmee heeft Hüting de beste ervaringen. Het doel is een drogestofopname van 12 tot 14 kg. “Dat kun je niet bereiken met enkel melasse toevoegen of andere smakelijke bindmiddelen, dat gaat enkel met de juiste deeltjeslengte”, vervolgt Hüting. Aan de close-upgroep moet vanaf 14 dagen voor de verwachte afkalfdatum extra krachtvoer worden verstrekt. Dat kan door dit in de voermengwagen aan de mix toe te voegen, maar dan moeten de groepen far-off en close-up wel in gescheiden afdelingen verblijven.

Zo niet, dan moet krachtvoer handmatig aan het voerhek worden verstrekt. Daar heeft Hüting een eenvoudige methode voor. “Alle koeien in de laatste 14 dagen voor afkalving krijgen een groene streep op het voorhoofd en krijgen 1 kg krachtvoer per dag met de voerschep aan het voerhek. Koeien die een week voor de afkalving zitten krijgen er een rode streep bij en krijgen 2 kg.” Met zo’n voerconcept kunnen de negatieve gevolgen van hoge kaliumconcentraties in kuilvoer worden vermeden. De koeien starten de lactatie fit en met een hoge voeropname (doel; 26 kg tot aan de 80ste lactatiedag).

In ’t kort

  • In kuilgras van intensief gemanaged grasland worden vaak kaliumgehalten van meer dan 30 gram per kg drogestof gevonden, zeker in Nederland.
  • De hoogte van het kaliumgehalte is onder meer afhankelijk van de gebruiksintensiteit, het maaimoment en de mate van aanwending van dierlijke mest.
  • Aan droogstaande koeien kan slechts beperkt kaliumrijk kuilgras gevoerd worden. Doe je dat niet, dan moet rekening worden gehouden met meer verse koeien die niet in de benen kunnen komen.
  • Alternatieven zijn gras van extensief beheerd grasland en maiskuil.

Tekst: Felicitas Greil

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Elite Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen
Meer over:
Veevoer
Deel dit bericht: Facebook Twitter LinkedIn

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?