Zure of anionische zouten worden vaak toegepast in de preventie van melkziekte. Hierbij worden enkele veelvoorkomende fouten gemaakt. Waarop moet je letten om juist die fouten niet te maken?
Met zure, of anionische, zouten kan melkziekte worden voorkomen. Een wondermiddel is het echter niet. In welke rantsoenen anionische zouten passen en hoe je ze juist gebruikt, lees je in dit artikel. Koeien hebben na het afkalven te maken met een calciumbehoefte die zich met een grote sprong verhoogt vanwege de op gang komende melkproductie. Zo geeft een koe in de eerste twee lactatiedagen dagelijks 14 tot 21 gram calcium af middels de biest en 9 tot 11 gram fosfor. Op dat moment is in het bloedplasma maar 5 gram direct beschikbaar. Dat betekent dat de koe calcium moet mobiliseren om haar behoefte te dekken. Daar zijn drie mechanismen voor:
- Mobilisatie van de calciumreserves uit de botten.
- Stimulatie van de vorming van calciumtransporterende eiwitten in het maagdarmstelsel en daarmee een verhoogde calciumresorptie (verteerbaarheid van met voer opgenomen calcium stijgt hierdoor).
- Verlagen van de calciumuitscheiding.
Zuur-basenhuishouding is bepalend
Wat is te bereiken met de voeding in het algemeen en in het bijzonder met het gebruiken van zure zouten? Door de zuur-basenhuishouding van de dieren te verlagen via de voeding, stijgt de concentratie vrij calcium in het bloed als gevolg van een hogere calciummobilisatie en een verhoogde opname van calcium. Dat leidt dan weer tot een hogere calciumuitscheiding via de nieren. Welk effect van de close-upvoeding op de zuur-basenhuishouding is te verwachten, wordt aangeduid met de kationen-anionenbalans (DCAB, dietary cation anion balance) van het voer. Des te hoger de DCAB is, des te sterker de zuren-basenhuishouding van de koe in de alkalische richting wordt gestuurd. Het risico op melkziekte neemt toe. Hier komen de anionische zouten in het spel. Die verlagen de DCAB van het rantsoen. Zo verandert de zuur-basenhuishouding in de zure richting.
Ruwvoer altijd onderzoeken
Om de DCAB van het rantsoen en het daarmee samengaande potentiële melkziekterisico goed te kunnen inschatten, moeten alle ruwvoerproducten, vooral het kuilgras, op DCAB onderzocht worden. Bij kuilgras is de ervaring dat de DCAB-waarden uiteen kunnen lopen van min 100 tot plus 600 meq per kg drogestof. Aanbevolen is ook het belangrijkste krachtvoeder in het rantsoen op DCAB te onderzoeken. Alleen zo kan correct worden vastgesteld of zure zouten nodig zijn, en zo ja, in welke mate.
In beginsel moet minimaal bij ruwvoerwisselingen het DCAB-onderzoek herhaald worden. Beter is met regelmatige korte tussentijd op DCAB te analyseren. Zeker als meerkalfskoeien vaker te maken hebben met aan de nageboorte blijven staan, endometritis, mastitis of ketose (mogelijke gevolgen van subklinische melkziekte), of als melkziektebehandeling vaak noodzakelijk is. In veel rantsoenen worden grote hoeveelheden stro gemengd. Stro is aan de ene kant homogener dan de meeste andere ruwvoeders. Ondanks dat is ook hier de DCAB-analyse aangeraden, de analysefrequentie is afhankelijk van de partijen stro die gevoerd worden.


Bij het gebruik van zure zouten kunnen twee situaties aan de orde zijn:
Anionenrantsoenen: Hiermee wordt een hoge DCAB verlaagd, bijvoorbeeld met 200 meq per kg drogestof tot 0 tot -50 meq per kg drogestof. Het gevolg hiervan is een milde bloedacidose. De koe begint dan de calciummobilisering uit haar skelet te verhogen. Bovendien wordt de calciumopname uit de darm gestimuleerd. Een verlaging tot meer dan -50 meq per kg drogestof is niet aan te bevelen. Met een dergelijke verlaging daalt de urine-pH tot onder 7. Daarbij ontstaat namelijk het risico op terugval in voeropname door een te sterke bloedacidose.
Verlaagde alkalische belasting: Hierbij wordt een zeer hoge DCAB in het rantsoen (in de regel meer dan 300 meq/kg drogestof) verlaagd, maar blijft in het positieve gebied, omdat de nodige hoeveelheid aan anionische zouten anders een te groot fysiologisch effect op bijvoorbeeld de voeropname heeft. Naast verlagen van de alkalische belasting moeten dan nog andere maatregelen genomen worden om melkziekte te voorkomen.
Voermanagement belangrijk
Het gebruik van zure zouten komt als eerst in aanmerking bij rantsoenen met veel gras en hoge DCAB-waarden. Ook bij rantsoenen met veel mais is het de DCAB-waarde van het kuilgras dat bepalend is voor de DCAB van het hele rantsoen en daarmee of een voerconcept met zouten wenselijk is, en zo ja, welk zout. Als anionische zouten worden gebruikt, vraagt dat om excellent voedingsmanagement. Dat betekent een zeer hoge laad- en mengnauwkeurigheid. Continue monitoring van de drogestofopname door de koeien is een centraal controlemechanisme bij het inzetten van de zouten.
Niet te lang voeren
Anionische zouten moet je minstens twee weken lang gebruiken. De werking start direct na de opname en stopt direct nadat geen zouten meer worden gevoerd. Zure zouten moeten tot aan de afkalving gevoerd worden. Hoe dan ook moeten de zouten uit het rantsoen op het moment dat de koe kalft. Worden zure zouten langer dan drie weken in de droogstand aan een koe gevoerd, dan kan dat de voeropname negatief beïnvloeden. Het verstrekken van anionische zouten aan vaarzen is niet noodzakelijk, maar het kan een positief bijeffect hebben; het kan voorkomen van uieroedeem verminderen.
Er zijn speciale krachtvoeders met bijgemengd zuur zout, waarmee dieren in de close-up-fase voorbereid kunnen worden als er geen TMR wordt gemaakt. Belangrijk is ook hier de dierindividuele opname te waarborgen en te controleren.
Urine-pH controleren
Eerst moet de DCAB van het rantsoen worden vastgesteld (nauwkeurig de DCAB van anionisch zout kennen). Vervolgens moet door een analyse van de urine-pH of de netto zuren-basen-uitscheiding de werking van deze strategie gecontroleerd worden. Vooral belangrijk is de dosering van de zure zouten controleren. Als deze te laag is, zal het gewenste effect uitblijven. Overdosering kan daarentegen nog dramatischer gevolgen hebben. Een te sterke metabolische acidose kan namelijk de voeropname drastisch verlagen. Voor het bepalen van de pH van urine in de stal kan een pH-sneltester worden gebruikt. Ook testen met lakmoespapier kan. Deze papieren teststroken geven met kleurverandering aan of de urine zuur of basisch is. De beste conclusies kunnen worden getrokken als de netto zuren-basen-uitscheiding in combinatie met het Ca-gehalte van de urine wordt onderzocht wat via de dierenarts in een laboratorium gedaan kan worden.
Streefwaarden bij anionenrantsoenen: urine-pH-waarde (7,0 tot 7,8; netto zuren-basen-uitscheiding -50 tot 0 millimol per liter.
Het aantal dieren waarvan de urine geanalyseerd moet worden, moet aan de grootte van de veestapel worden gerelateerd. Wekelijks moeten meerdere koeien bemonsterd worden, minstens 20 procent van de close-up-koeien. Deze controlekoeien moeten het anionenrantsoen minstens vijf dagen vreten. In de basis moeten altijd dierindividuele monsters worden genomen, geen verzamelmonsters. Wisselen de analysewaarden erg, dan kan dit duiden op onnauwkeurig mengen of een rantsoen dat de koeien makkelijk kunnen uitselecteren.
Slechts 4 procent blijft aan nageboorte staan
Tevredenstellende resultaten: zo beschrijft Alexander Stelljes het gebruik van anionische zouten bij de veestapel van Benninghof Holsteins. Door de zure zouten slaagde het bedrijf erin het aantal melkziektegevallen en gevallen van aan de nageboorte blijven staan te laten dalen. 4 tot 5 procent van de koeien op het bedrijf, inclusief de tweelingdrachten, raakt de nageboorte niet tijdig kwijt. Ook voor Stelljes zijn de zure zouten geen wondermiddel. Naast de regelmatige bepaling van de DCAB van het rantsoen, wordt het effect via de urine-pH bepaald. Wekelijks meet een medewerker bij zeven tot tien koeien de urine-pH (melkveestapel 1.200 koeien). Even belangrijk is het controleren van de drogestofopname om er zeker van te zijn dat de zouten geen negatieve effecten hebben.
In ’t kort
- Anionische zouten in het close-uprantsoen werken preventief tegen melkziekte.
- Hiervoor moeten de ruw- en krachtvoeders regelmatig op de DCAB worden onderzocht.
- Bij het gebruik van zure zouten is een uitstekend voermanagement een voorwaarde.
- De zuren-basenhuishouding wordt ter controle regelmatig onderzocht op basis van de urine-pH.
Tekst: Birte Ostermann-Palz in samenwerking met Prof. Katrin Mahlkow Nerge, Universiteit Kiel Foto: Katrin Hilbk-Kortenbruck