Hooi heeft een groot vullend effect in de pens, maar heeft vaak een laag energiegehalte. Daarom is hooi niet voor elke diergroep een zinvolle aanvulling. Tips voor het inzetten van hooi.
Aanvullend op het rantsoen of in het TMR of PMR gemengd, sommige melkveehouders voeren graag hooi aan de melkkoeien, de pinken en de kalveren. Voedingsadviseur Dominik Bützler is kritisch over het voeren van hooi. Een van zijn redenen is het vaak lage nutriëntengehalte. Verder wijst hij op de schommelende kwaliteit en het vullende effect ervan in de pens. Daardoor worden hoogenergetische voedermiddelen verdrongen bij de voeropname. Het voeren van hooi heeft door de daarmee verbonden lagere voedingsstoffenopname verlaagde productie en groei als gevolg. Op basis van droogte en de daarmee verbonden krappe ruwvoervoorziening is er weer meer belangstelling voor hooi als opvulling in het rantsoen. Als het gaat om de melkgevende koeien moet er bij het voeren van hooi echter een en ander in acht genomen worden om negatieve gevolgen voor de dieren te voorkomen.
Flinke kwaliteitsverschillen
Dikwijls laat de kwaliteit van hooi nog te wensen over. Meestal wordt het gewonnen van extensief beheerd grasland. Daarom is het ongeschikt als voeding voor bepaalde categorieën jong- en melkvee. Het grootste probleem ziet adviseur Bützler in het vaak ontbreken van de ruwvoeranalyse. Hooi kan zo smakelijk zijn dat de koeien zich ermee volvreten of zo slecht dat ze het niet eens aanraken. Door het ontbreken van de analyse weten de meeste melkveehouders niet wat ze hun koeien voorschotelen. De voederwaarde kan variëren tussen minder dan 600 en meer dan 950 VEM. Laat hooi daarom altijd analyseren voor het in het rantsoen gaat.
Hooi voor alle dieren?
Bij het voeren van hooi bestaat er onderscheid tussen koeien, pinken en kalveren. Daarbij moet op het volgende worden gelet:
Voor kalveren moet het voer een ruw eiwitgehalte van minstens 16,5 procent hebben om een hoge groei te waarborgen. Hooi bevat duidelijk lagere gehalten en remt de voeropname doordat het veel pensruimte vraagt. Het gevolg is minder groei. Ook zorgt hooi voor een hogere stofbelasting wat niet bevorderlijk is voor de pens- en longontwikkeling van de jonge dieren.
Tip: Voer kalveren die aan de melk zijn geen hooi. Bied deze dieren naast melk en water ad-libitum kalver-TMR aan. De kalveren nemen dat vaak snel op door de smakelijke componenten, zoals melasse. Ruw- en krachtvoer nemen ze met kalver-TMR in een optimale verhouding op en dat heeft een positief effect op zowel de pensontwikkeling als de nutriëntenvoorziening. Bovendien bevat kalver-TMR ontstoft gehakseld stro wat geen negatief effect op de longgezondheid heeft.
Nadat de kalveren van de melk zijn is het devies een jaar lang een rantsoen met hoge energiedichtheid te voeren; dat betekent geen hooi. In de loop van het eerste levensjaar kan de energie- en eiwitdichtheid van het rantsoen langzaam teruggeschroefd worden.
Tip: Voer drachtige pinken alleen hooi in combinatie met een liksteen om in de voorziening van mineralen- en sporenelementen te voorzien. Geef ze vanaf vier weken voor afkalven geen hooi meer.
Vooral bij koeien die net hebben afgekalfd is er een spagaat tussen voldoende structuur en energie om het risico op zowel acidose als ketose te minimaliseren. Tijdens de eerste lactatiedagen is het bijvoeren van hooi aanbevolen. Het pensvullende effect dient ook ter preventie van lebmaagverdraaiing. Na deze dagen is er geen hooi meer nodig, omdat het andere voedermiddelen verdringt en een negatieve energiebalans in de hand werkt.
Tip: Het voeren van hooi aan koeien met een lebmaagverdraaiing is zinvol omdat met voldoende pensvulling verdere verdraaiing wordt tegengegaan.
Bij melkgevende koeien is het voeren van hooi niet aanbevolen: niet aanvullend op het TMR en niet als onderdeel van het TMR. Hooi verlaagt immers de opname van voeders die energie leveren en voor de lactatie zo belangrijk zijn. Vooral de schommelende kwaliteit van hooi heeft een negatief effect op een stabiele melkproductie.
Tip: Als de structuurwaarde van het rantsoen te laag is, is stro geschikter dan hooi om in het TMR te mengen. Door de hogere structuurwaarde is er van stro minder nodig dan van hooi om voldoende structuurwerking te bereiken.
Bij droogstaande koeien bestaat bij voeders met een hoge DCAB (dietary cation anion balance) het gevaar dat het melkziekterisico na het afkalven stijgt.
Tip: Voer alleen geanalyseerd hooi met een lage DCAB aan de far-offgroep.
Dominik Bützler waarschuwt ondanks de actueel hoge voerkosten en vaak krappe ruwvoerposities niet over te gaan op haastige rantsoenveranderingen. “Het voeren van hooi kan echt alleen nadat het geanalyseerd is”, stelt de voedingsdeskundige.
Tekst: Wiebke Simon in samenwerking met Dominik Bützler, Landvet Qplus GbR