Fokkerij | Gezondheid | Magazine | Premium

Goede vruchtbaarheid, ook bij 11.000 kg

Tips voor het optimaliseren van de vruchtbaarheid van zeer hoogproductieve koeien van het Western Canadian Dairy Seminar.

Als je een goede vruchtbaarheid van de veestapel wilt waarborgen, moet je de verse koeien intensief en continu in de gaten houden, dat is intussen wel bewezen. Daarbij moet in het bijzonder gelet worden op het optreden van ketose, baarmoederontsteking (metritis) en etterige vaginale uitvloeiing. Met behulp van uit deze waarnemingen verkregen data, kunnen spelende problemen worden geïdentificeerd. Dat stelt Stephen LeBlanc van de Universiteit van Guelph (Canada). Toch wordt bij de controle van de verse koeien vaak alleen op klinische ziekten gelet, zoals aan de nageboorte blijven staan en metritis. Subklinische ziekten (ketose, hypocalciëmie) hebben echter meer invloed op de reproductieprestaties van de veestapel, omdat ze vaak onbehandeld blijven, zo geeft de reproductiespecialist aan.

Tot 40 procent krijgt ketose

Achtergrond: Alle melkkoeien maken kort voor of in de week na afkalven een fase door van insuline­resistentie, gereduceerde voeropname, negatieve energiebalans, hypocalciëmie, verminderde immuunfunctie en bacteriële contaminatie van de baarmoeder. Toch bestaan er tussen koeien grote verschillen in de mate van glucosetekort, een hypocalciëmie, de mobilisatie van lichaamsvet (ketose) alsook systematische ontsteking van het baarmoederstelsel.

Gezonde koeien, ofwel dieren met een sterk immuunsysteem, hebben in de regel ook bij zeer hoge melkproducties (meer dan 11.000 kg) een uitstekende vruchtbaarheid (51 procent drachtig na de eerste inseminatie). Anderzijds vermindert de vruchtbaarheid bij optreden van de typische productieziekten in de eerste lactatieweken snel. Belangrijk om te weten is dat de negatieve effecten van meer dan één klinische ziekte bij elkaar opgeteld dienen te worden. Concreet betekent dat, dat met elke volgende ziekte de vruchtbaarheid (nog) verder afneemt (figuur 1). Daarom is een wekelijkse screening op ketose, hypocalciëmie en vaginale uitscheiding aanbevolen in de eerste twee lactatieweken. Dergelijke korte monitoringsintervallen zijn belangrijk, omdat tot 20 procent van de koeien vier tot vijf weken na de geboorte met etterige vaginale uitvloeiing kampt en 15 tot 30 procent met subklinische endometritis. Gemiddeld 40 procent leidt aan ketose. LeBlanc wees er nog eens nadrukkelijk op dat de drachtresultaten van koeien die vier tot zes weken na de geboorte etterige uitvloeiing hebben, 15 tot 25 procent lager uitvallen. Deze dieren worden 20 tot 30 dagen later dragend. Koeien met een lichte of chronische baarmoederontsteking bleven 30 tot 40 dagen langer gust. De achtergrond daarvan is dat de follikels voor de eerste eisprong zich hebben ontwikkeld in een fase van hormonale, energetische en ontstekingsproblemen na de afkalving. Daar komt nog bij dat follikelvocht en –cellen zijn blootgesteld aan endotoxinen uit de baarmoederinfectie en ontstekende cytokinen uit de baarmoeder. Dat beïnvloedt de follikelfunctie en de eicelkwaliteit.

De concentratie aan endotoxinen in de follikel is bij koeien zonder eisprong dubbel zo hoog als bij ovulerende koeien (eisprong). Ook leidt een uterusinfectie tot een verminderd groeitempo van de eerste dominante follikels en na de eisprong tot kleinere gele lichamen met lagere progesteronconcentraties in het bloed.

Figuur 1. Invloed van ziekteprevalentie. Met elke volgende klinische ziekte neemt de vruchtbaarheid van de hoogproductieve koe verder af. Bron: Pascottini et al., 2020
Figuur 2. GnRH resulteert in meer drachten. Koeien met weinig tochtactiviteit profiteerden van een behandelingen met het hormoon GnRH.

Tips voor ketosebehandeling

Koeien die sterk terugvallen in de BCS, moeten zonder meer onderzocht worden. Sterk terugvallen in lichaamsconditie is meestal een indicatie voor aanpassing aan de negatieve energiebalans. Het risico dat hierbij een systematische ontsteking ontstaat is hoog. Zo neemt bij NEFA-gehalten van meer dan 0,4 mmol/l in de laatste 10 dagen voor het afkalven het risico op aan de nageboorte blijven staan, verhoogde kans op afvoer tot de 60ste lactatiedag alsook een verminderde melkproductie in de eerste vier maanden iets toe. Een subklinische ketose (serum-BHB 1,2 mmol/l of meer) in de eerste of tweede lactatieweek ‘bevordert’ wederom het optreden van een metritis, endometritis, stille tocht en verlaagt de melkproductie. LeBlanc adviseert derhalve direct in te grijpen als de navolgende drempelwaarden overschreden worden:

  • Bloed-BHB-waarde boven 1,2 mmol/l maar onder 2,4 mmol/l: oraal behandelen met 300 gram propyleenglycol.
  • Bloed-BHB-waarde boven 2,4 mmol/l: vijf dagen lang oraal behandelen met propyleenglycol.
  • Bloed-BHB-waarde boven 1,2 mmol/l en bloedsuikerspiegel onder 2,2 mmol/l: injectie met Catosol of vitamine B12 (subcutaan) gedurende drie dagen.

“Controleer de dieren opnieuw op vijf dagen na de behandeling. Als de BHB-waarde in het bloed nog op 1,2 mmol/l of hoger ligt, herhaal dan de behandeling met propyleenglycol nog eens voor drie dagen.” Een aanvullende behandeling met dexamethason of dextrose levert volgens LeBlanc geen voordelen op.

Met behulp van activiteitsdata kunnen koeien die zwak tochtig worden, worden uitgeselecteerd. Foto: fabrikant

Tochtintensiteit is bepalend

Ronaldo Cerri van de universiteit British Columbia bediscussieerde de invloed van de intensiteit van het tochtgedrag op de vruchtbaarheid en presenteerde nieuwe ideeën over hoe het inseminatieresultaat verbeterd kan worden.

Uit nieuwe studies is bekend dat koeien met een intensieve tocht – uitgedrukt in een hoge activiteitspiek – vruchtbaarder zijn, ofwel van minder inseminaties drachtig worden. Inmiddels is ook aangetoond dat tochtexpressie een enorme invloed heeft op vroegtijdige abortus. Het lijkt erop dat de communicatie tussen een bevruchte eicel en de baarmoederslijmhuid niet optimaal verloopt en de eicel geen ideale omstandigheden treft.

In een studie die recent is gedaan in British Columbia, werd onderzocht of informatie van de activiteitsmeters gebruikt kan worden om het fokkerijbeleid op bedrijfsniveau te veranderen. Daarbij werden de koeien aan de hand van de intensiteit van hun tocht ingedeeld in twee groepen: lage en hoge tochtactiviteit. De helft van de koeien in een groep kreeg direct voor de inseminatie een GnRH-injectie. Veronderstelt werd dat de drachtresultaten bij koeien die eerst slechts beperkte tochtintensiteit lieten zien, door de GnRH-gift duidelijk verbeterd kunnen worden. De studie is nog niet afgesloten, maar de resultaten tot nog toe zijn positief. De koeien met lage tochtactiviteit die met GnRH behandeld werden, bereikten niet alleen meer drachtigheden. Uit de drachtscans bleken later ook nog eens evenveel geslaagde bevruchtingen als in de groep van koeien met hoogintensieve tocht (figuur 2).

Samenvatting voor de praktijk

Sensoren voor het meten van tochtactiviteit kunnen waardevolle data voor de optimalisatie van de vruchtbaarheid opleveren. Met behulp van activiteitsdata kunnen koeien met ‘zwakke tocht’ geselecteerd worden. Als deze voor de inseminatie een GnRH-injectie krijgen, kunnen de inseminatieresultaten verbeterd worden.

Tekst: Gregor Veauthier

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Elite Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?