Gezondheid | Jongvee | Magazine | Premium

Diarree is niet altijd infectieus

De mestconsistentie van kalveren verandert niet alleen door ziekte. Ook de rappe darmontwikkeling bij kalveren en de rantsoenwisselingen kunnen leiden tot diarree. In dit artikel lees je hoe je deze ­diarree onderscheidt van infectiegerelateerde diarree.

Niet elke keer als je dunne mest bij een kalf ziet, duidt dat direct op de aanwezigheid van een ziekteverwekker. Juist in de eerste levensweken beïnvloeden ook de darmontwikkeling en voerovergangen de consistentie en de kleur van de darmuitscheiding. In de basis zijn er vier mestconsistenties te onderscheiden: pasteus, brijachtig, soepachtig en waterig. Soep- of waterachtig zou de mest niet moeten zijn, zeker niet gedurende langere tijd. Dan verliest het kalf veel vocht, zeker als het niet verder drinkt.

Invloed van de darmontwikkeling

De darm ontwikkelt zich in de eerste levensweken enorm. Bovendien is het darmepitheel zo opgebouwd dat deze de bestanddelen van colostrum op kan nemen. Je kunt je dat als volgt voorstellen: voor de immunoglobulinen en andere stoffen zijn er ‘grotere gaten’ in het epitheel. Is deze resorptiefase ­beëindigd, dan stelt de slijmhuid zich steeds meer in op de opname van zuivere voedingsstoffen. Bovendien gaat men ervan uit dat het darmepitheel zich elke twee tot tien dagen regenereert om beschadigde of opgebruikte cellen te vervangen.

Zichtbaar wordt de invloed van de darmontwikkeling nadat het meconium (eerste ontlasting van een pasgeborene) is uitgescheiden in de eerste 24 tot 48 uur na de geboorte. Het meconium kan in kleur variëren van okergeel tot donkerbruin of zwart en heeft de consistentie van kit. Pas de eerste mest na het meconium is het echte verteringsrestproduct van de opgenomen biest. Deze is pasteus tot brijachtig. Des te groter de opgenomen hoeveelheid biest, des te zachter de mest is. Vanaf de zevende tot de tiende levensdag kan kortstondig soepachtige mestconsistentie optreden, die waarschijnlijk samenhangt met de regeneratie van de darmslijmhuid. Ongeveer vanaf de zesde levensweek verandert de melkmest in herkauwersmest. Deze fase kan samengaan met wisselende mestconsistentie. Soms scheiden de kalveren in deze fase maar weinig mest af of ze scheiden slijm af. In deze fase kan diarree voorkomen.

Invloed van voeraanpassingen

De darm moet zich aanpassen na voerwisselingen. De eerste wisseling is die van biest of transitiemelk naar de opfokmelk. In de praktijk wordt in deze fase vaak dunnere, soepachtige mest gezien. Ook bij de andere voerwisselingen is dit vaak waarneembaar. Deze voedingsgerelateerde veranderingen in de mestconsistentie kunnen als ‘normaal’ worden geclassificeerd als ze slechts kortstondig aanhouden, samenhangen met rantsoenwisselingen en het gedrag van de kalveren niet verandert (zie ook laatste alinea: infectiegerelateerde diarree herkennen). In beginsel geldt: des te geleidelijker veranderingen verlopen, des te minder het verteringsstelsel te verduren krijgt en des te minder verandering van de mestconsistentie zichtbaar zal zijn. Daarom is het aan te bevelen in de hele fase vanaf de biest tot aan het spenen niet te wisselen. Dus na de biest of transitiemelk overschakelen op bijvoorbeeld aangezuurde volle melk of melkvervanger en daarbij blijven tot spenen. In de eerste weken mag melkpoeder echter geen plantaardig eiwit bevatten, de kalveren kunnen dat dan nog niet verteren. Ook de opname van ruwvoer beïnvloedt de mestconsistentie. Vooral bij kalveren die te vroeg, al voor de zesde tot achtste levensweek, veel krachtvoer opnemen, of het uit de kalver-TMR selecteren, komt voor dat onverteerde voerbestanddelen in de mest zijn te vinden. Deze dieren neigen vaak naar diarree. Dit fenomeen zie je vaak bij te vroeg gespeende kalveren of bij kalveren die restrictief melk krijgen: ze hebben honger en nemen meer krachtvoer op dan ze kunnen verteren.

Infectiegerelateerde diarree herkennen

De mestconsistentie is slechts een symptoom. Om te bepalen of de diarree aan een infectie is gerelateerd, moet je altijd naar het algehele welbevinden van het kalf kijken. Zolang het levendig en nieuwsgierig is en zonder tegenzin melk opneemt, ofwel klinisch niet opvalt, is kortstondige soepachtige mest acceptabel. Zodra het kalf minder begint te drinken of daar helemaal mee ophoudt, niet opstaat, apathisch wordt, de buik optrekt, vaak moet persen om te ontlasten en daarbij kreunt, koorts heeft of dehydrateert, hangt de dunne mest waarschijnlijk samen met een infectie. Het kalf heeft speciale zorg nodig, waaronder elektrolyten. Bij een darminfectie, bijvoorbeeld door een rotavirus, raken de epitheelcellen beschadigd, waardoor ze geen voedingsstoffen meer kunnen resorberen. Wat je bij deze kalveren ziet, is diarree waarvan het kalf zich met een waterige straal ontlast. Dat komt bij een gezond kalf niet voor. Bij een gezond kalf is de diarree op zijn hoogst soepachtig.

Drie mestconsistenties van rond 20 dagen oude kalveren op hetzelfde bedrijf, die ad libitum aangezuurde volle melk, droge kalver-TMR en water krijgen. De oranje toon van de mest is het gevolg van caroteenhoudende melkvervanger.

1) Ideaal: vast gevormd en pasteus.
2) Soepachtige mest. Omdat het algehele welbevinden van het kalf niet afwijkt, is deze mest in eerste instantie acceptabel.


3) Waterige mest met onverteerde delen (diarree). Gezien het kalf minder melk gedronken heeft, krijgt het elektrolytenmix tot ze verbetert.

4) Mest van een vier dagen oud kalf, dat 10 liter melkvervanger met 140 gram poeder per liter water krijgt. Niet vastvormig, maar wel pasteus.
5) Voedingsgerelateerde diarree (kalf valt klinisch niet op): het kalf kon niet overweg met de drinkautomaat en vrat alleen hard voer.
6) Mest van een kalf dat herstelt van infectieuze diarree. Het vele slijm in de mest is typisch. Ook kan de mest er zo uitzien, als het kalf wisselt van melk- naar herkauwmest.

Tekst: Katrin Schiewer in samenwerking met Dr. Theresa Scheu, praktijkbedrijf Hofgut Neumühle (D)

In ’t kort

Koorts meten in de endeldarm zet het kalf aan tot mesten. Beweeg daarvoor de thermometer voorzichtig heen en weer. Normale mest is bij kalveren in de melkfase okergeel of pasteus. Achterhand en benen moeten schoon, droog, behaard en onbeschadigd zijn.

Tip: kalf aanzetten tot mesten

Met een thermometer koorts meten in de endeldarm, zet het kalf aan tot mesten. Beweeg daarvoor de thermometer voorzichtig heen en weer. Normale mest is bij kalveren in de melkfase okergeel of pasteus. De achterhand en benen moeten schoon, droog, behaard en onbeschadigd zijn.

Je hebt zojuist een Premium-artikel gelezen.
Het aantal premium-artikelen dat je kunt lezen is beperkt. Wil je meer Premium lezen? Maak dan een gratis profiel aan.
Dit artikel komt uit vakblad Elite Lees meer uit deze uitgave
Dit Premium-artikel krijg je cadeau. Onbeperkt lezen? Nu proberen

Elite Nieuwsbrief

Nieuwsbrief Wil je ook de wekelijkse nieuwsbrief ontvangen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van melkvee?