De verteerbaarheid van ruwvoeders is vergaand bepalend voor de voeropname en melkproductie. Een vroeg oogstmoment is bij zowel gras als mais belangrijk.
Op veel melkveebedrijven geven de koeien al jaren tussen een goede 9.000 en 10.000 kg melk. Een gewenste verdere productiestijging blijft uit, ondanks de goede kwaliteit van het ruwvoer en veel inspanningen of investeringen voor een beter welbevinden van de dieren. Soms probeert men met bepaalde krachtvoercomponenten de productie te pushen. Vaak is hiermee het gewenste effect te bereiken, maar niet zelden leidt de diergezondheid eronder. Hoe kun je de volgende stap maken in melkproductie per koe?
Een mogelijk startpunt is de karakteristiek van de ruwvoeders. Daarmee wordt niet alleen meer eiwit en meer energie bedoeld. Meer gaat het om de verteerbaarheid van de vezelfractie, de NDF, van kuilgras en mais. NDF staat voor Neutral Detergent Fibre. Die bepaalt voor een groot deel hoeveel drogestof een koe dagelijks opneemt en daarmee hoeveel melk ze kan geven. Het aandeel snel afbreekbare vezels van twee voersoorten kan aanzienlijk verschillen.
Wat betekent verteerbaar?
Onder de NDF-verteerbaarheid verstaat men de afbreekbaarheid van de NDF (cellulose, hemicellulose en lignine) in de pens. Als je ruwvoer voert met een hoge verteerbaarheid van de langeketenkoolhydraten (structuurkoolhydraten), is dat wat anders dan een hoog gehalte NDF. De goed verteerbare lange-keten-koolhydraten, die de plant zijn stevigheid geven, worden in de pens afgebroken. Na de voeropname neemt de pensvulling daardoor snel weer af. Een snelle afname van de pensvulling is voor de koe een voorwaarde om snel opnieuw voer op te kunnen nemen. “Met behulp van hoog verteerbare voeders bereiken we zeker dagelijkse voeropnames van 28 tot 30 kg drogestof per dag”, vertelt voedingsadviseur Thomas Mitzscherlich. Daarbij mag aan de andere kant niet vergeten worden dat het aandeel onverteerbare NDF (uNDF240) in rantsoenen voor hoogproductieve koeien ook voldoende moet zijn. Hoge zetmeelgehalten zijn voor een adequate energievoorziening in de regel niet noodzakelijk. Energie komt immers ook uit NDF. Een hoog zetmeelgehalte verhoogt het risico op acidose.
Streefwaarden voor verteerbaarheid
De mate van de afbreekbaarheid hangt niet alleen van het voer zelf af, maar ook van hoelang het in de pens verblijft. Om de afbreekbaarheid te kunnen inschatten, wordt onder meer de waarde NDFd30 gebruikt. Deze waarde wordt uitgedrukt als percentage van de NDF en is geen onderdeel van een standaardanalyse. Deze waarde geeft aan hoeveel vezels na 30 uur verteerd zijn. 30 uur is de gemiddelde verblijfsduur van voerdeeltjes in de pens bij een hoge voeropname. De streefwaarden zijn:
- Mais: meer dan 55 procent NDFd30
- Gras: meer dan 60 procent NDFd30
Maar welke factoren beïnvloeden de verteerbaarheid van de bestanddelen van ruwvoeders? De verteerbaarheid wordt door verschillende factoren bepaald, die in meer of mindere mate te beïnvloeden zijn. Invloedsfactoren zijn onder andere de rassenkeuze, het oogstmoment, veld- en inkuilmanagement alsook het weer. Extreme droogteperioden of zware regenval tijdens de groeiperiode verslechteren de verteerbaarheid. Bij sterke regen verhoogt de plant de lignineproductie om de stevigheid te verbeteren. Lignine is nagenoeg onverteerbaar.
Het juiste maisras vinden
Bij de keuze van een maisras kun je in het kader van verteerbaarheid letten op de verteerbaarheid van de restplant. Sommige veredelaars publiceren deze. Maar zonder deze aanduiding is het alsnog mogelijk de soorten met een hoge hoeveelheid verteerbare NDF te vinden. Het energiegehalte van mais komt voort uit het zetmeel- en suikergehalte alsook uit de hoeveelheid aan celwandbestanddelen. Een ras dat als energierijk op de maisrassenlijst staat, maar een verhoudingsgewijs laag aandeel zetmeel bevat, zal dus een hoge vezelverteerbaarheid hebben. “Korrelmaisrassen die hun energie in eerste instantie leveren middels het zetmeel, zijn onder bepaalde omstandigheden minder geschikt”, zegt voedingsadviseur Norbert Erhardt. Het drogestofgehalte van de gehele plant op het moment dat deze oogstrijp is (silorijpheid), heeft geen invloed op de verteerbaarheid van de vezels. Geschikt zijn rassen met een hoge silorijpheid in combinatie met een lage korrelrijpheid; dan kun je rijpe korrels aan een groene plant verwachten. Dit zijn de zogenoemde stay green-rassen. Als je een stay green-ras kiest, betekent dat niet meteen een hogere verteerbaarheid. Het mogelijke oogstvenster is zeker wat groter, maar dat zegt niet per se dat de restplant hoger verteerbaar is.
Minder zetmeel
Naast de rassenkeuze heeft het oogsttijdstip een onderscheidende invloed op de verteerbaarheid van de structuurkoolhydraten. Bovendien gaat het laatste procent extra zetmeel je ook niet helpen. Een toename van het zetmeelgehalte gaat namelijk automatisch gepaard met een verslechtering van de verteerbaarheid van de structuurkoolhydraten. “Zowel bij op gras als op mais gebaseerde rantsoenen gaan we voor hoog verteerbare NDF. Heb je daadwerkelijk meer zetmeel in het rantsoen nodig, dan kun je dit in de vorm van bijvoorbeeld gerst makkelijker kopen dan hoog verteerbare NDF”, vindt Thomas Mitzscherlich. Alleen met droge pulp zou je wat goed verteerbare NDF kunnen aanvoeren. Om het optimale oogstmoment te bepalen, is het nuttig om het drogestofgehalte van de hele maisplant te bepalen. Mitzscherlich adviseert daarbij een drogestofgehalte van de gehele plant van tussen 28 en 35 procent en van 50 procent voor de maiskolf. “Bij deze drogestofgehalten zijn de planten over het algemeen nog groen. Dit rijpheidstadium wordt door veel telers, zeker in droge jaren, nog flink overschreden”, vertelt Mitzscherlich. Naast met het oogstmoment kan ook met de snijhoogte de verteerbaarheid worden verbeterd. Bij een hoge snede blijft een groot deel van de onverteerbare vezels op het veld.
Tip: Om het drogestofgehalte van mais te bepalen, kun je op meerdere plekken per perceel vijf naast elkaar staande planten zo kort mogelijk bij de bodem afsnijden en deze met een takkensnipperaar verkleinen. Vervolgens kun je met een stoof of droogkast het drogestofgehalte vaststellen. Met deze meting zou je al in augustus moeten beginnen.
Gras vroeg maaien
Het oogstmoment van gras is voor de verteerbaarheid belangrijk, omdat het NDF-gehalte bij gras stijgt naarmate het in een later stadium gemaaid wordt. Het ideale moment ligt kort voordat de aren van de hoofdspriet beginnen te schieten. In de ideale situatie heeft gras dan een gehalte aan ruwe vezels van 22 procent in de drogestof. Daarna verslechtert de verteerbaarheid door de vorming van meer lignine. Dit kun je doorlopend monitoren met vers grasmonsters in de aanloop naar de oogst. Gras met een groot verschil tussen het NDF-gehalte en het ADF-gehalte bevat veel van het goed verteerbare hemicellulose. Een goede verteerbaarheid hebben bijvoorbeeld rietzwenkgras en Italiaans raaigras (zachtbladige soorten). Een vroege eerste snede legt de basis voor de kwaliteit van alle volgende snedes. Ook hier zou je, als weer en vegetatie het toelaten, niet na vier weken maar nog iets eerder moeten maaien.
Tekst: Birte Ostermann-Palz in samenwerking met Thomas Mitzscherlich, voedingsadviseur in Saksen (D) en Norbert Erhardt, Landbouwinstituut Noordrijn-Westfalen (D)